Cultuur
Dansen tot je neervalt
De voorstelling Carrousel is geïnspireerd op de dansmarathons die in Amerika in de jaren dertig werden georganiseerd. ‘We hebben zelf ook 24 uur gedanst.’
donderdag 23 maart 2017
Dansmarathon in de jaren 30 in Amerika.

Door Vincent Bongers Na de beurskrach in 1929 zakte Amerika weg in een diepe economische crisis. Om toch nog wat geld te verdienen werden er dansmarathons georganiseerd. ‘Het laatste danspaar dat nog overeind stond, kreeg een prijs. Die evenementen waren extreem heftig’, zegt Guy Weizman, de regisseur van de voorstelling Carrousel.

‘De langste duurde maar liefst vijf maanden, echt ongelooflijk. De dansers kregen twee uur per etmaal rust, en verder een kwartier per twee uur. De mannen en vrouwen hielden elkaar overeind en sleepten zich voort over de dansvloer. Kwam je knie op de grond, dan was je af. De paartjes konden gesponsord worden, ze werden ronddansende reclameborden.

En om het wat spannender te maken, was er af en toe een zogeheten derby: het orkest schroefde het tempo op, en de dansparen renden dan rond. Zo sloeg de uitputting toe en vielen er wat meer dansers uit. Het was een wrede soap, die veel publiek trok. Toeschouwers die kennelijk uit een vreemd soort leedvermaak naar dit wanstaltige spektakel gingen kijken.’

Over het fenomeen schreef Horace McCoy de roman They Shoot Horses, Don’t They? (1935), die in 1969 ook is verfilmd. Carrousel is daarop gebaseerd, zegt Weizman. ‘Het leek mij interessant om een voorstelling over de marathons te maken. Want de mens is sinds die tijd niet erg veranderd. Ik ben nieuwsverslaafd. Volg alles. Ben heel geïnteresseerd in oorlogen. Is dat niet vergelijkbaar met het kijken naar uitgeputte dansers? Ben ik niet net als het publiek bij de dansmarathons? Oké, ik bak mijn gedrag in een taart van betrokkenheid. Want actualiteiten volgen en geëngageerd zijn, is belangrijk, vertel ik mijzelf. Maar misschien ben ik alleen maar op zoek naar sensatie.’

In Carrousel doen de dansers ook steeds gekkere en gevaarlijkere dingen om het publiek te entertainen. ‘Ze zijn steeds aan het glijden, duiken en springen.’ Er is een showmaster uit de hel die er ‘alles aan doet om de vaart erin te houden en de dansers op de knieën te krijgen’.

Dat gebeurt allemaal op een draaiend podium dat lijkt op een kruising tussen een halfpipe en een steile wand waarin motoren rondrijden. ‘Ik keek daar vroeger naar en vroeg me af: “Waarom nemen die lui zoveel risico voor mijn plezier? Als ze vallen dan kunnen ze zwaargewond raken. Het heeft raakvlakken met de dansmarathons.

We hebben als test ook zelf een marathon van 24 uur gedaan. Ik wilde weten hoe het voelde. Nou, pffff... het was echt énorm lastig. Elke twee uur was er een kwartier pauze. Na vier uur ben je al helemaal kapot en dan moet je er nog twintig. Je kijkt naar de vloer en denkt dat er een minuut voorbij is, dan werp je een blik op de klok en zijn het maar een paar seconden. Het enige wat er nog in je hoofd zit, is dat kwartiertje pauze.’

Tot het laatste uur, aldus Weizman, want toen werd het feest. ‘Het was een catharsis. De dagen nadien hadden we ook allemaal een superdip door die enorme loutering die we hadden ondergaan. Na die marathon zaten we met onze voeten in bakken met ijswater. We konden nog nauwelijks lopen. Maar het leverde wel nieuwe inzichten op. Ik snap nu wel beter waarom de dansers dit deden, nog buiten het feit dat ze het geld gewoon nodig hadden en te eten kregen.’

Overdag kwam er publiek kijken, zegt de regisseur. ‘Maar ’s nachts was er verder niemand. Dat was nog moeilijker. Leed ondergaan met toeschouwers is makkelijker. Zij kunnen empathie voor je hebben, met je meevoelen. Als je alleen bent, is het allemaal veel zwaarder.’

Noord Nederlands Toneel, Club Guy & Roni en Asko|Schönberg KhAOS

Leidse Schouwburg 

Do 30 maart, €15,50-29,50