Achtergrond
Alles met ruis is lastig
Journalistiekstudent Stan van Kesteren maakte na zijn afstuderen de documentaire Slechthorend. Nou en?! ‘Op de leukste feestjes wordt niet alleen gepraat, daar ga je gewoon uit je dak.’
Marleen van Wesel
donderdag 9 maart 2017
Screenshot uit de documentaire Slechthorend. Nou en?! 'Van alle makers hadden alleen de geluidstechnici goede oren.'

‘Ik ben slechthorend geboren, met een verlies van tachtig decibel aan de rechterkant. Meestal leg ik uit dat ik nog twintig procent hoor, zonder hoorapparaat’, vertelt Stan van Kesteren (26), voorzitter van SH-Jong, de organisatie voor slechthorende jongeren.

Hij maakte de documentaire Slechthorend. Nou en?!, die begint met de uitreiking van zijn masterdiploma journalistiek en nieuwe media, in het Academiegebouw, in oktober 2016.

‘Links hoorde ik goed, tot ik op mijn vierde een oorontsteking kreeg. Eigenlijk vang ik links geen geluid meer op.’ Hij haalt zijn gehoorapparaatje even uit zijn linkeroor. ‘Hiermee wordt alles doorgezonden naar de rechterkant’, wijst hij. ‘Vroeger had ik ook al zo’n systeem, maar dan met een draadje buitenom. Sowieso lelijk. Bovendien hoorde ik toen geluiden dubbel.’ De techniek staat gelukkig niet stil, maar moeilijk is het nog vaak genoeg. ‘Bijvoorbeeld bij gesprekken in de kroeg, met muziek en gepraat op de achtergrond. Alles met ruis is lastig.’

Bij een Leidse studentenvereniging is hij maar niet lid geworden. ‘Tijdens mijn bachelor communicatiewetenschap aan de VU zat ik wel bij de Amsterdamse studentenroeivereniging Okeanos. Elke donderdagavond was er een feestje. Met muziek en gepraat, maar ik wilde er toch bij zijn. Je moet accepteren dat je niet alles hoort. En op de leukste feestjes wordt niet alleen gepraat, daar ga je gewoon uit je dak.’

Pas in 2013 sloot hij zich aan bij SH-Jong. ‘Ik kampte met onzekerheden. Via Google zocht ik slechthorende leeftijdsgenoten en vond ik ze. Ik zou één dag naar een weekend gaan, maar ik ben meteen gebleven. Goed horende mensen kunnen ook wel luisteren, maar met deze mensen kon ik dingen écht delen. Ook basale dingen, zoals schaamte als je steeds moet vragen of mensen iets willen herhalen. Het deed me denken aan scouting vroeger: gewoon leuke dingen doen en het naar mijn zin hebben. We houden survivalweekends, maar ook sollicitatietrainingen of workshops voor stemgebruik.’

Bij de jaarlijkse subsidieaanvraag, besloot hij budget aan te vragen voor een documentaire. ‘Vervolgens stapte ik naar Caroline van Dijk, die jarenlang producent is geweest bij de NCRV en die zelf slechthorend is.’ Hij hoopte op advies, maar Van Dijk wilde de productie voor haar rekening nemen, én de regie. ‘Daarmee had ze minder ervaring. En ze stelde voor dat ík een rol in de film zou hebben, vóór de camera. Ik studeerde wel journalistiek, maar ik dacht meer aan de fly-on-the-wall-methode. De cameraman, ook slechthorend, is bovendien eigenlijk afgestudeerd in editing.’ Ook de grafisch vormgever is trouwens slechthorend. ‘Alleen de geluidstechnici hadden goede oren.’

‘Met de film willen we horende mensen laten zien waar wij tegenaan lopen. En we willen slechthorende jongeren die geen andere slechthorenden kennen, laten zien wat ze zelf allemaal kunnen, bijvoorbeeld een meisje dat op haar school allerlei maatregelen heeft genomen, zodat ze niet wordt belemmerd.’ Ook spreekt hij een jongen over zijn uitlaatklep: dj’en, tot Van Kesterens verbazing. Met een slechthorende vrouw gaat hij yoga’en. ‘Niks voor mij’, constateert hij. ‘Voor mij werkt de sportschool beter. Even niet te veel nadenken. En ik lees graag, daarbij hoef ik ook niet te luisteren.’