Wetenschap
Vleeseters als vlaggenschip
Ze zien eruit als toiletpotten of lichtbakken, en ze eten vlees. Een Leidse biologe promoveert op vleesetende bekerplanten en maakt zich zorgen over hun voortbestaan.
donderdag 15 december 2016
Rachel Schwallier (midden): ‘De expeditie naar de Nepenthes edwardsiana was het hoogtepunt van mijn carrière.’ Foto Petra Sonius

In het Noorden van Borneo ligt een berg van meer dan vier kilometer hoog: de Kinabalu. De bekendste dieren die er wonen zijn een regenworm van meer dan een halve meter, en een even grote felrode bloedzuiger die op die regenwormen jaagt, een tafereel dat in talloze internetfilmpjes opduikt. Die twee glibberbeesten zijn echter minder beroemd dan de bekendste planten van de berg.

‘De expeditie naar Kinabalu was het hoogtepunt van mijn carrière’, vertelt de Amerikaanse biologe Rachel Schwallier. ‘Diep de meest geïsoleerde stukken van het bos in gaan om een van de meest exotische planten ter wereld te zien: wat een beleving. We baanden ons een weg met machetes, het mos droop van het vocht, en uiteindelijk bereikten we een recent ontdekte vindplaats van Nepenthes edwardsiana.’

Dat is een plant waar ook niet–biologen wel een berg voor op willen: het is een klimplant, waarvan de felrode bekers uit de bomen omlaag hangen. De bekers kunnen vijftig centimeter hoog worden, en hebben opvallende ribben op de rand. Vermoedelijk dienen die om te voorkomen dat een prooi kan ontsnappen, want net als de meeste andere Nepenthessen is N. edwardsiana een vleeseter.

Een typische nepenthes-beker heeft een spekgladde rand. Een diertje dat daarop landt, glipt vervolgens naar binnen en belandt daar in een kleverige vloeistof. Het dekseltje boven de beker maakt ontsnappen nog moeilijker. Uiteindelijk wordt het dier langzaam verteerd, zodat de plant aan voedingsstoffen kan komen. De grootste bekerplant, Nepenthes rajah, komt net als edwardsiana alleen voor op de Kinabalu en de nabijgelegen Tambuyukon-berg. Hij is bekend omdat er wel eens dode vogeltjes, hagedissen en ratten in de drie liter grote bekers worden gevonden. Dat gaat waarschijnlijk om dieren die ziek waren: normaal eet de plant insecten en ander geleedpotig grut, net als de meeste nepenthessen.

‘Ik was al voor ik ging studeren gefascineerd door vleesetende planten’, vertelt Schwallier. ‘Ze prikkelen de nieuwsgierigheid van vrijwel iedereen, ongeacht hun leeftijd of achtergrond. Dat maakt ze ook waardevol voor natuurbehoud: het zijn herkenbare, iconische soorten. We zouden het als een verlies beschouwen als die zouden uitsterven, en dat maakt de bekerplanten tot levende vlaggenschepen. Net als pandaberen lukt het Nepenthes om toeristen te lokken en bewustzijn over hun voortbestaan te creëren.’

Voor haar promotie vergeleek Schwallier het genetisch materiaal van de bekerplanten uit Borneo met dat van andere soorten. Die vond ze onder meer in de Leidse Hortus Botanicus, die een uitgebreide collectie vleesetende planten heeft, waaronder zo’n 250 Nepenthessen. De algemene conclusie is dat het geslacht in twee delen valt: de hoog in de bergen levende soorten vallen in één categorie, en de laaglandsoorten in de andere.

Op de Kinabalu en de Tambuyukon komen in totaal vier hooglandsoorten voor. Als onderdeel van een groter artikel in Nature liet Schwallier vorig jaar zien dat die soorten relatief jong zijn. Ze zijn afgesplitst van hun voorouders nadat de Kinabalu zes miljoen jaar geleden ontstond.

Van een vijftiental soorten modelleerde Schwallier, samen met haar collega’s van Naturalis, de zogeheten ecologische ruimte. Hoeveel zonlicht hebben ze nodig, bij welke temperaturen groeien ze nog? Hoeveel regen is te veel, of te weinig? Op welke bodemsoorten komen ze voor? ‘De bergsoorten lijken genetisch gezien meer op elkaar, en delen ook meer ecologische niches, zo bleek. De laaglandsoorten verschillen onderling veel meer.’

Een model is natuurlijk maar een model. Je maakt een wiskundige versimpeling van de werkelijkheid, om die te kunnen beschrijven of begrijpen. In dit model zit bijvoorbeeld geen informatie over dieren: bestuivers, prooien, planteneters. Dat betekent dat een gebiedje dat in theorie een prima niche is voor een bepaalde bekerplantensoort, dat in het echt helemaal niet hoeft te zijn.

Dat maakt de volgende stap in Schwalliers werk er alleen maar somberder op. Je weet min of meer wat de ecologische eisen van die planten zijn, en welke plekken op de wereld aan die eisen voldoen. Wat nu als de voorspelde opwarming van de aarde plaatsvindt, en bijbehorende veranderingen in regenval? Nou, dan neemt de hoeveelheid terrein waar laagland-nepenthessen kunnen groeien ietsje toe. De bergsoorten zijn echter de pineut. ‘Plekken die nu nog geschikt zijn voor Nepenthes, zullen dat straks niet meer zijn’, schrijft Schwallier in haar proefschrift. ‘De gebieden die nu en in de toekomst nog steeds geschikt zijn, zijn dus van kritiek belang voor het behoud van hooglandsoorten.’

Mede daarom pleit de biologie voor behoud buiten de natuurlijke omgeving: zaadbanken en botanische tuinen moeten als een biologische ark van Noach fungeren. Dat betekent dus dat niet alleen de planten, maar ook tuinen moeten worden beschermd. ‘Botanische tuinen bestaan al eeuwen, dus als de geschiedenis een goede indicatie geeft, zullen ze in de toekomst ook blijven bestaan. Die tuinen zijn een investering, zowel cultureel als vanuit het perspectief van natuurbehoud. Ja, als je ze ontmantelt levert dat op de korte termijn geld op. Maar de kosten van het verlies van zo’n bron van inspiratie, kennis en biologisch materiaal zullen veel groter zijn.’

De wc-potplant

De in Borneo groeiende soort Nepenthes lowii heeft bekers met een rare vernauwing erin. Het lijkt op een wc-pot waarvan de deksel open staat – en dat is het eigenlijk ook. Aan de binnenkant van het openstaande dekseltje zitten kleine borsteltjes, en op die borstels scheidt de plant een witte, dikke stof af. Die smaakt zoet, en geurt sterk. Boomspitsmuizen, ook bekend als toepaja’s, klimmen op de rand van de beker om de klontjes op te eten. Terwijl ze dat doen, poepen ze in de verteringsvloeistof van de plant. Een Maleis-Amerikaans onderzoek uit 2009 stelde vast dat de planten zo zestig tot honderd procent van de stikstof die ze nodig hebben binnenhalen.

De lichtbak

De Leidse Hortus botanicus heeft een halve kas vol met vleesetende planten, waaronder een groot aantal Nepenthes-soorten. Vier daarvan zijn extra bijzonder: zij worden in het wild ernstig bedreigd.

Een van die vier, de Indiase soort Nepenthes khasiana, ziet er op het oog uit als alle andere bekerplanten. Dat ligt aan het oog. Mensenogen zien maar een beperkt gedeelte van al het licht; frequenties die te hoog of te laag zijn blijven voor ons onzichtbaar. Andere dieren hebben anders gevormde ogen, en zien de wereld dus anders dan wij. Veel insecten kunnen bijvoorbeeld prima ultraviolet zien. En in het ultraviolet ziet N. khasiana er helemaal niet normaal uit: hij geeft zelfs licht. Technisch gesproken niet echt: biologen onderscheiden irridiscentie – echt licht geven, wat gloeiwormpjes doen – en fluorescentie: licht opvangen, en dat op een andere frequentie uitzenden. Deze plant doet dus dat laatste, maar dat maakt voor de vliegjes niet uit: die zien een felle lichtbak, gaan erop af, en sterven.

De peniskoker

Bekerplanten spelen niet alleen een rol in dierenlevens. Ook mensen gaan ermee aan de slag: de vloeistof zou helpen tegen maagklachten en dysenterie, en bedplassende kindertjes krijgen uit een plantbeker te drinken. De planten worden ook gebruikt tegen malaria, en er zijn wat aanwijzingen dat een stofje uit de wortels van Nepenthes ampullaria ook daadwerkelijk malariaparasieten doodt. In Papua Nieuw Guinea worden de bekers van de soort N. mirabilis soms gebruikt als peniskokertje voor kinderen.

In haar proefschrift richt Schwallier zich op peruik kera: kleefrijst, gekookt in een bekerplant. De promovenda speurde Flickr en Pinterest af op zoek naar foto’s van gevulde nepenthes-bekers, en informatie over waar die foto was genomen. Zo kon ze niet alleen aantonen dat bekerplantrijst gegeten wordt in Birma, Indonesië, Thailand, Maleisië en Vietnam, maar ook zien welke soorten er worden gebruikt. ‘De meeste soorten zijn niet eetbaar, daar is de beker vooral een verpakking.’ Voor de consistentie van de rijst maakt het overigens niet veel uit of je ze zo kookt, of een rijststomer pakt. Vermoedelijk eten mensen hun kleefrijst vooral zo om de traditie in leven te houden, aldus Schwallier.

Rachel Schwallier, Evolutionary diversification of Nepenthes (Nepenthaceae). Promotie was 12 december

Bart Braun