Achtergrond
Heel eventjes als de rest
Haar leven lang koesterde Juliana de onmogelijke wens om normaal te zijn. Toen ze als eerste Oranje ging studeren, kwam ze heel even dichtbij. Jolande Withuis beschrijft in haar biografie hoe ‘Jula’ in Leiden genoot van bakvispret, kort haar, wilde muziek en voetvrije jurken.
Frank Provoost
donderdag 3 november 2016
© ANP

Dat Bernhard voor geen meter deugde, weten we inmiddels. Nu het stof na de schokkendste onthullingen uit Juliana, Vorstin in een mannenwereld – de biografie van Jolande Withuis – enigszins is nedergedaald, is het tijd om over te schakelen naar de gelukkigste periode uit het leven van de prinses: haar studententijd in Leiden.

Het was de enige tijd waarin ze datgene kon zijn waarnaar ze haar hele leven zou blijven verlangen: zo gewoon mogelijk. Oftewel: ongeveer alles wat een troonopvolger nou juist niet kan zijn.

En hoewel een Leidse studie sindsdien geldt als standaard onderdeel van een koninklijke opvoeding, destijds was het allerminst vanzelfsprekend. Ten eerste had Juliana geen middelbareschooldiploma: ze had enkel privélessen in het paleis gehad. Dat paste namelijk perfect bij de fluwelen opvoeding die koningin Wilhelmina had bedacht voor haar ‘Geliefd Kind’, van wie ze volgens Beatrix ‘idolaat’ was en op wie ze ‘al haar liefde’ had geconcentreerd.

Alleen begon dat beschermende keurslijf van hovelingen en dominees te knellen. Bovendien had Juliana een veel grotere kennishonger dan haar ouders. Dat ‘anti-intellectualisme van de Oranjes vormde een obstakel’, schrijft Withuis, want ‘Wilhelmina stelde “hart” boven “hoofd” en geloof boven wetenschap’. En wat betreft haar vader: die hield ‘niet van enige intellectuele activiteit die meer denkkracht vereiste dan een legpuzzel of een spelletje patience’.

Nog een gevaar: de prinses zou zich gaan mengen onder het volk, waarmee de ‘exclusieve toegang van de adel tot de koninklijke familie in één klap opgeheven’ werd. Bovendien: waar ging ze wonen? Hoe zouden medestudenten haar aanspreken (en moesten die voor haar opstaan)? En kon een professor de prinses zomaar tegenspreken?

Ook al liep het conflict ‘zo hoog op, dat er een breuk dreigde tussen moeder en dochter’, Juliana kreeg toch haar zin. Ze was in ‘de zevende hemel’, schreef ze aan een vriendin. Als eerste Oranje ging ze studeren. Eindelijk had ze zich ‘losgeweekt van haar geïsoleerde opvoeding’, aldus Withuis, ‘om geheel en al op te gaan in haar nieuwe habitat’. Ze ‘greep haar kans op blikverruiming met beide handen aan’ en kon eindelijk ‘haar vragen vrijuit voorleggen en haar ideeën vrijuit toetsen aan leeftijdgenoten en geleerden in plaats van aan hovelingen’.

Wilhelmina, die ‘niet goed buiten haar dochter kon’, had echter één veto: op kamers in Leiden gaan wonen was een brug te ver. Er werd er een compromis gevonden in Katwijk, waar Juliana met drie vriendinnen villa ’t Waerle met uitzicht op zee betrok. Van die vier zelfbenoemde ‘Zeesterren’ zou er uiteindelijk maar één afstuderen.

Op haar beurt negeerde de prinses weer haar moeders verzoek om zich onder haar schuilnaam Loukie van Buuren in te schrijven. ‘Niks incognito. Als gewoon mens met de anderen meedoen – dat wilde ze. Juliana verlangde naar bakvispret, vrijheid en een leven zonder verplichtingen en ceremonieel. Naar een leven zoals zij dacht dat anderen dat leidden.’ Daarom stond ze erop dat medestudenten haar tutoyeerden en ‘Jula’ noemden.

Zo heet ik voor vriendinnen en zo noem je me in het gewone leven ook’, zei ze tegen ‘Kiekie’, de medicijnenstudente Margaretha Leenmans, die later bekend werd als de dichteres M. Vasalis. Maar toen Leenmans op bezoek op Paleis Noordeinde ook daadwerkelijk ‘Jula’ zei, viel dat bij de hofdames volkomen verkeerd.

De twee kenden elkaar van de Vereeniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden (VVSL), waar Juliana zelfs meedeed aan de ontgroening (waarbij het op de grond zitten door sommigen werd gezien als ‘overcompensatie’). Er was meteen sprake van een Jula-effect: in 1927 steeg het aantal nieuwe leden van 91 naar 130, en ook de toenmalige voorzitster gaf toe dat dit niet kwam door een ‘plotselinge opflikkering van de wetenschapsdrang’.

Net als de vriendinnen uit haar jaarclub De Zestigpoot droeg ze ‘voetvrije jurken’, kort ‘gebobt’ haar, en danste zelfs op ‘wilde muziek. ‘Dit is de eerste keer dat ik een polonaise dans’, riep ze volgens een van de leden op een feestje, waarbij ze meteen door de mand viel. ‘Bij de wals, foxtrot en zelfs charleston bleek dat Jula helemaal niet gewoon kan dansen. Ze liep maar zo’n beetje mee. Het was heel moeilijk om haar mee te krijgen. Onder een dans (...) vroeg ze “of je op een echt bal ook zo tegen elkaar botste?”’

De Zestigpoten zouden elkaar ook na de studie jaarlijks blijven zien – en zwoeren de koninklijke privacy te beschermen, zoals blijkt uit hun gouden jubileumlied uit 1977: ‘Aan ons zal noch Privé noch Story/ plezier beleven, welverdorie!’

Hoewel het verenigingsleven nog gescheiden was – de VVSL zou pas in 1973 met het mannelijke Leids Studenten Corps opgaan in Minerva – kwam de ‘wereldvreemde Juliana in aanraking met een seksuele werkelijkheid die haar tot dan toe onbekend was’, aldus de biograaf. ‘Zo werd de VVSL-boot ooit geënterd door enkele corpsleden “die door hun wat al te vrolijke feeststemming een tot dusverre ongekende kant van het (studenten)leven aan de Prinses vertoonden”. Die “minder schone klanken” leverden Juliana “ontgoochelingen” op, die “in het wereldbeeld van haar leeftijdgenoten al lang en vaak spelenderwijze waren opgenomen”.’

Toch genoot de prinses van haar nieuwe vrijheid, die ze ‘buitensporig plezierig’ noemde. Ze werd zelfs opstandig. Met kat-en-muis-spelletjes probeerde ze haar bewakers te ontlopen door op het laatste moment haar agenda te veranderen, met vriendinnen van kleding te wisselen (om vervolgens stiekem weg te sneaken) of door smalle steegjes fietsend de achtervolgingsauto’s van zich af te schudden.

Hoe ging het ondertussen eigenlijk met de studie? Nou, schrijft Withuis, dat ‘schoot er zodanig bij in dat er na enkele maanden van louter plezier een aanmaning kwam van de Senaat, de verenigde vergadering van hoogleraren’. Juliana was ingeschreven bij rechten, maar kreeg college van academische zwaargewichten van verschillende studierichtingen als historicus Johan Huizinga, arabist Christiaan Snouck Hurgronje en jurist Cornelis van Vollenhoven. Het vakkenpakket (Chinese filosofie, wereldvrede, islam) was ‘niet zozeer een zoektocht naar wetenschap als wel naar zingeving’, schrijft Withuis, want Juliana had nu eenmaal ‘een zwak voor al wat afweek van de traditie’.

Alleen: afstuderen ging niet. Daarom bedacht de universiteit ‘een sluiproute’: de prinses kreeg een eredoctoraat in de letteren en de wijsbegeerte, als ze tenminste haar mondelinge tentamens waar ze als ‘toehoorster’ recht op had, goed zou afleggen. Zo geschiedde: op 31 januari 1930 reed Juliana in een open rijtuig met bepluimde paarden richting het Academiegebouw om haar honoris causa in ontvangst te nemen.

Een ‘vertoning’, brieste de Utrechtse hoogleraar H. Bolkestein in een vlammend protest, want van ‘zeer uitstekende verdiensten’ voor de wetenschap was bij de twintigjarige promovenda uiteraard geen sprake. Leiden had het eredoctoraat gedegradeerd tot minder dan een ridderorde, ‘aangezien dat ereteken de begunstigde tenminste nog wordt toegekend op grond van een eigen prestatie en niet die van een voorouder’.

Met haar nieuwe titel eindigde Jula’s ‘meisjesboekenbestaan’ dat slechts tweeënhalf jaar had geduurd. Schrale troost: aanvankelijk was er maar één jaar gepland. De prinses had een jaar en een paar maanden gratie gekregen, zodat ze een week voor haar promotie nog het dertigjarig jubileum van de VVSL mee kon vieren.

En hoe kort ook: de prinses had wél een Leidse bek gekregen. ‘Toen Juliana na haar promotie werd gevraagd of ze van plan was om ook nog aan een andere universiteit te gaan studeren, antwoordde ze conform de mores: “Is er dan nog een andere universiteit?”’

Jolande Withuis, Juliana, Vorstin in een mannenwereld. De Bezige Bij, 752 pagina’s, €39,99