Studentenleven
Regel 1: wees geen klootzak
Marleen van Wesel
donderdag 13 oktober 2016
'Met een nerfgun kun je zombies stunnen.' © Marc de Haan

‘What the fuck… zijn dat zómbies!?’ Vier dóódnormale mensen, nou ja: humans, staan in de schemering voor Plexus. De schimmen die over het Rapenburg dwalen, krijgen het viertal in het vizier en komen met een man of dertig aangestormd. ‘Rennen! Nú!’ De humans schieten vlug de Bakkersteeg in. Terwijl de kerkklokken slaan en de avond valt, verdwijnen ze richting het Van der Werfpark.

Ongeveer een kwartier eerder verzamelden de overgebleven humans zich nog voor de Hoogvliet voor de vierde missie van het spel Humans versus zombies. Een soort tikkertje, een week lang, door de hele stad. ‘We begonnen met zo’n veertig humans en één undercover zombie: the original zombie’, vertelt Tom Verzijl (19), quaestor van de Apocalypcie. Dat is de commissie van studentenspellenvereniging Het Duivelsei die Humans versus zombies organiseert. ‘Na de eerste twee kills gaat het spel pas echt van start.’ Met nerfguns, opblaaszwaarden en sokken kunnen humans zich enigszins beschermen. Verzijl: ‘Daarmee kun je een zombie stunnen. Dan mag hij tien minuten geen humans pakken.’ Elke avond is er een missie, maar ook overdag kunnen zombies toeslaan. ‘Ik ben er al een tegengekomen’, vertelt human Sam Davidse (18, biofarmaceutische wetenschappen). ‘Maar dat was in een universiteitsgebouw. Safe zone, dus.’ ‘Ook op je eigen kamer kun je niet gepakt worden’, vertelt Verzijl. ‘Is de friettent ook safe zone?’ vraagt een andere human, na de laatste speluitleg. ‘Ik heb hónger!’ Geen prioriteit, tijdens de zombieapocalyps: de missie gaat van start. ‘Regel 1: wees geen klootzak!’ herinnert Verzijl de deelnemers nog, voor ze de stad in trekken.

Bij Plexus moeten ze even later op de vlucht slaan. Onder de achtervolgende zombies is de sfeer dan een stuk gemoedelijker. ‘Fijn om door de stad te lopen zonder paranoia’, zegt zombie Laura Arnold (19, Japans). ‘Gisteravond, toen ik nog mens was, eindigde de missie ermee dat álle zombies zich in een kring om een van de laatste groepjes mensen verzamelden’, vertelt Dyonne Puts (20, film en literatuurwetenschap). Ze wist te ontkomen. ‘Maar achter een auto stond een andere zombie me op te wachten.’ En toen werd ze er dus zelf een. Ze botsen intussen haast op een zombie die als bevroren op de stoep staat. Gestund door de humans. Verderop, op het Rapenburg, glipt het gewapende viertal de hoek om. De zombies verspreiden zich. Een groepje slaat de Nieuwsteeg in en slentert voorbij de Rechtenfaculteit. ‘Mijn huisgenote was een zombie’, vertelt een van hen, Judith Ravensburg (18, geneeskunde). ‘In mijn kamer was ik

safe, maar naar de keuken of de wc moest ik telkens een sok meenemen.’ Pas in de supermarkt ging het mis. ‘Het fruit werd me fataal. Daar deed ze alsof ze gebeld werd en toen…’ ‘Daar! Humans!’ wijst een collega-zombie door een lage poort in de muur. Aan het andere uiteinde zien ze nog net twee humans verdwijnen. De zombies voeren het tempo op, over een binnenplaatsje, onder een andere poort door, de Langebrug over, de Wolsteeg door, een eindje over de Breestraat, en weer wat steegjes door richting de Pieterskerk. Daar wemelt het van de zombies. Van de humans geen spoor. ‘Er zijn er nog maar acht. Meestal is het op dit punt ongeveer fifty-fifty’, zegt Luc Edixhoven (21, informatica) van de Apocalypcie. Toch valt de genadeklap die avond niet. Met nog één missie te gaan houden maar liefst zes humans dapper stand.