Achtergrond
Vechten tegen windmolens
In Katwijk woedt een felle strijd over de komst van een windmolenpark. Daarin toont de overheid zich niet erg transparant, ontdekte antropologe Marieke van Klaveren.
Isa de Grood
donderdag 2 juni 2016
© Taco van der Eb

Een nette oudere dame zit voor haar huis aan de Katwijkse boulevard met haar kleinkinderen in de zon. Vroeger kon haar moeder haar nog vanuit de slaapkamer op het strand zien spelen, zegt ze, tot er een boulevard voor het strand gebouwd werd. Dat is nog tot daar aan toe, maar nu komen daar ook nog windmolens bij, met rode knipperlichten als het donker wordt. ‘Het is nu net alsof je de hoeren ziet ‘s avonds!’

Op deze heldere middag is aan de horizon een klein rijtje molens te zien, als een wit wolkje boven zee. Maar dat worden er meer. ‘Als het plan doorgaat staan ze over de hele kustlinie, van Scheveningen tot Hoek van Holland’, zegt Marieke van Klaveren. ‘En ze komen ook dichterbij te staan.’

Toen zij protestvlaggen tussen de gemeentevlaggen zag wapperen, werd de Leidse masterstudente culturele antropologie nieuwsgierig. ‘Waarom verzet de lokale politiek zich tegen de landelijke politiek?’ Ze besloot er drie maanden veldwerk te gaan doen.

Van het verzet is nu nog weinig te zien aan de boulevard: keurige huisjes overtroeven elkaar met neoclassicistische, witte vazen en Xenos-kandelaars. Hier en daar wordt het wit verstoord door een felgele verzetsposter op het raam. ‘Ze zijn opnieuw de protestacties aan het voorbereiden’, zegt Van Klaveren. ‘Rond de zomer moet het definitieve besluit vallen. Voor die tijd willen ze nog een paalzitactie houden en de boulevard volhangen met posters.’

Bovendien zit het niet zo in de volkscultuur van Katwijk om enorm te gaan protesteren, aldus de antropoloog. Het verzet in Noordwijk en Zandvoort is veel feller. ‘Na een interview met het Leidsch Dagblad kreeg ik allemaal bijna boze mailtjes: “Waarom zit je in Katwijk?! Wij in Noordwijk doen veel meer!” Maar hier heb je aan de boulevard nog veel originele woningen waar echte Katwijkers wonen. Er is nog een gemeenschap, de kerk zit aan de boulevard, er wonen generaties vissersfamilies en om tien uur ‘s ochtends staat er standaard een clubje mannen een harinkie te eten.’

Niet een gemeenschap waar een antropologe gemakkelijk participerend kan observeren: bij een familie inwonen en meegaan naar de kerk zat er niet in. ‘Het was heel lastig om vertrouwen op te bouwen. Ergens aanbellen met de vraag: “Hallo, mag ik hier zitten?” is ook een beetje ongemakkelijk.’

Café Boeien, ‘een echt dorpscafé waar alleen Katwijkers komen’, werd de alternatieve locatie. Daar sprak ze veel bewoners en observeerde ze heftige discussies. De eigenaar van het café is een voorstander, terwijl de key informant, die Van Klaveren meenam naar verzetsvergaderingen, juist fel tegenstander is. Eén ding had ze echter over het hoofd gezien: ‘Een boulevardbewoner belde met de vraag waarom ik een debatavond in het café organiseerde: “Er zijn hier veel mensen die vanwege hun geloof niet naar een café mogen.”’

Hoewel ze aanvankelijk alleen wilde onderzoeken hoe de Katwijkse bewoners tegen de windmolenparken aankijken, werd ze al snel naar een groter strijdtoneel gevoerd. De kustgemeenten protesteren namelijk niet zozeer tegen windmolens, maar vooral tegen de locatie. Als de molens alleen op ‘IJmuiden-ver’, een zeegebied zestig kilometer uit de kust, worden gebouwd zijn ze onzichtbaar vanaf het strand. Alleen: die locatie vind het ministerie te duur.

Van Klaveren vermoedt dat er sprake is van een politiek compromis. ‘De PvdA wil windmolens, maar de VVD wil er geen geld aan uitgeven. Dus dan wordt het de goedkopere optie.’

Maar volgens haar is het verzet zo sterk omdat de overheid niet transparant is. ‘Een van mijn bevindingen is dat niemand de waarheid weet. Waar praten we nu over? Om hoeveel molens gaat het? Wat zijn de kosten? Het ministerie geeft daarover geen openheid.’ Wat ook niet helpt: de verantwoordelijke minister Kamp (Economische Zaken) heeft eerder ook Katwijks trots, de militaire vliegbasis Valkenburg gesloten.

‘Het windmolenpark werd in De Staatscourant aangekondigd als “plan Q10”. Toen een ambtenaar zich ging afvragen waar dat nou eigenlijk over ging, was het bouwplan al beslist.’ Sindsdien hebben de kustgemeenten zich georganiseerd en heeft een hoog opgeleide gepensioneerde man uit Zandvoort het verzet tot zijn levenstaak gemaakt. ‘Deze man spit door al die lange beleidsdocumenten die niemand eigenlijk leest. Officieel zijn alle vergunningen verleend om te bouwen langs de hele kustlinie op 22 kilometer voor de kust. Er is alleen nog geen vergunning voor een extra strookje op 18 kilometer.’

Een veelgehoord argument onder de boulevardbewoners is het vrije uitzicht op de horizon. ‘Als ik een dag heb gewerkt, heb ik recht op ontspanning en wil ik niet die dingen zien ronddraaien en rode lichtjes zien knipperen’, zegt een van de respondenten in het onderzoek. ‘Het is net het red light district.’ Een ander: ‘Je kunt je toch niet voorstellen dat de zon ondergaat en je al die dingen ervoor ziet staan?’

Op de boulevard staat een oudere man met zijn vijf hondjes naar de zee te kijken. Hij heeft even snel zijn badslippers over zijn sportsokken aangetrokken om de beesten uit te laten. ‘Windmolens zijn de toekomst’, roept hij. ‘Ik juich ze toe!’ Hij is 72, heeft in een staalfabriek gewerkt en woont hier al zijn hele leven. Net achter de boulevard, waar hij de windmolens nog net kan zien. ‘Er wonen allemaal tegenstanders, maar ze moeten ook eens naar de voorstanders luisteren!’ Over de horizon is hij niet sentimenteel: ‘Weet je, ik heb mijn beesten en m’n kinderen!’ En die zee, wijst hij, ‘dat noemen ze nou een parkeerplaats voor boten.’

Wat de werkelijke visuele impact van het park wordt, zegt de antropologe, is óók nog onduidelijk. Er woedt zelfs een heuse beeldenoorlog. ‘Op een viewer die de overheid online heeft gezet kun je een tijd en weertype aanklikken om de windmolens te visualiseren, maar je ziet er dan nauwelijks eentje. Daarop heeft het verzet, met subsidies van de gemeente, een visualisatie gemaakt met juist enorme dingen.’

Het is niet dat de bewoners tegen duurzaamheid zijn, maar van ‘hun’ zee blijf je af. ‘Het strand zit verweven in de identiteit van de Katwijkers’, zegt Van Klaveren, tegelijk hoor je ook veel narratieven, bijna mythes, bijvoorbeeld dat de windmolens meer kosten dan ze opleveren. ‘Ze weten zelf niet waar die kennis vandaan komt, maar als iemand poneert “het is zus”, dan hoor je later iedereen dat nazeggen. Net als: “Wat papa zegt, zo is het!’ Want in Katwijk heerst nog een echte familiecultuur: is papa voor, dan ook de neef en de broer. Net zoals bij de families met tegenstanders.’

De narratieven zijn, meer in Katwijk dan in andere kustgemeenten, goddelijk ingegeven. ‘Toen het op de debatavond over financiële compensatie ging voor de bewoners van wie de huizen in waarde zouden dalen, werd een vrouw heel boos. “Het is een schande”, riep ze. Geld krijgen voelt hier als afkopen, bijna een soort hoereren, alsof je je ziel verkoopt aan de duivel.’

Had de antropoloog een cultuurschok in eigen land? ‘Ik ben meer verrast dan ik vooraf had gedacht. De gemeenschap is gesloten en op zichzelf gericht.’ Van Klaveren begrijpt zowel de voorstanders, die duurzaamheid nastreven, als de tegenstanders, die een ‘uniek’ stuk natuur wil behouden. ‘Maar ik ben wel een beetje klaar met die vraag wat ik er zelf nou eigenlijk van vind. Het gaat er bij mij om dat iedereen gehoord wordt.’