Achtergrond
Wat nou man/vrouw?
Transgenderstudenten zijn onte­vreden over de universiteit: het registratiesysteem Usis houdt geen rekening met ze, starre docenten gebruiken hun oude namen en beloofde genderneutrale toiletten laten te lang op zich wachten. ‘Het lijkt erop dat de acceptatie van transgenders in lichte mate toeneemt’, zegt Sophie Schers, beleidsmedewerker van Transgender Netwerk Nederland. ‘Al geldt dat vooral voor binaire personen: de mensen die zich volledig als man of vrouw identificeren. Voor non-binaire mensen heeft de acceptatie nog een lange weg te gaan.’
Monica Preller
woensdag 25 mei 2016
© Foto's: Taco van der Eb

‘Het grootste gedeelte van de transgenders identificeert zich binair’, zegt student taalwetenschap Rein Anspach (20), die ook voorzitter is van Expreszo, de belangenvereniging voor homo-, lesbo-, biseksuele en transjongeren.

‘Zij vinden het dus niet erg, als er maar het juiste hokje is voor hen. Zelf zit ik honderd keer liever in het vakje “man”. Soms word ik nog wel eens “mevrouw” genoemd. Dat vind ik superkut. Maar het gaat mij vooral om de morele kant van het verhaal. Iedere keer als ik moet kiezen, vraag ik me af of het relevant is.’

‘Het maakt niet uit als je zegt dat je een vrouw bent’, zegt natuurkundestudent Iona Varga (22). ‘Als je in het systeem staat als man, word je gewoon in die richting geduwd. Dat voelt heel frustrerend.’

‘Hoe naar gender en seksualiteit wordt gekeken is heel beperkend’, vindt Isabel Hoving, diversity officer van Universiteit Leiden.

‘Tussen het vrouw- of man-zijn zijn allemaal verschillende posities mogelijk, zowel uiterlijk als innerlijk. En dan hebben wij een heel bot, dualistisch systeem dat niet past bij wat mannen of vrouwen zijn.’

Ook op de universiteit lopen transgenders tegen dit systeem aan, vertelt Robin Camille Mier (25, Japanstudies). ‘De presentielijsten die docenten krijgen, komen uit Usis. Daarop staat nog steeds je biologische status van voor je transitie. Naam of geslacht kun je niet zelf veranderen. Aan het begin van elk vak word je daardoor ge-out voor de hele groep.

‘De docent van een vriend die transgender is, vond dat hij de student niet aan hoefde te spreken met “hij” omdat hij de eerdere voornaam van hem in Usis had gezien. Dat is gewoon heel naar. Zo word je bij elke werkgroep voor het blok gezet.’

Hoving: ‘Als je een systeem aanpast naar behoeftes van een kleine groep, is dat vaak fijn voor iedereen. In Nederland heb je nauwelijks genderneutrale toiletruimtes. In Zweden is dat heel normaal. Als je daar als ouder met je kind naar het toilet wilt, hoef je je niet ongemakkelijk te voelen. Vaders kunnen ook zonder problemen baby’s verschonen.’

Anspach: ‘Het is heel erg ongemakkelijk om een genderspecifiek toilet te gebruiken als je in transitie bent. Zelf heb ik me er inmiddels overheen gezet. Ik heb de uiterlijke kenmerken van een man, dus ik word niet zo snel raar aangekeken als ik de wc inloop. Maar dat geldt niet voor iedereen.’

Mier: ‘De focusgroep waarin dit probleem naar voren kwam, is inmiddels twee jaar geleden. In de tussentijd is er een nieuwe toiletruimte gekomen in het Lipsius, die had makkelijk genderneutraal kunnen zijn. Het stuit me tegen de borst dat dit zulke kleine dingen zijn, en dat de universiteit niet in staat is om dit te veranderen. Je hebt het als jonge transseksueel al moeilijk genoeg met het vinden van jezelf.’

Wat moet er gebeuren voor de toiletten kunnen worden veranderd? Hoving: ‘Het bestuur moet groen licht geven. Vastgoed heeft er geen enkel probleem mee. Zij zeggen: u roept, wij draaien. Dat zijn hele prettige mensen. Maar het is een spel dat van onder naar boven gaat. Daarom duurt het vrij lang.’

Bij navraag geeft Caroline van Overbeeke, woordvoerder van de universiteit, aan dat het bestuur bezig is met een pilot. ‘We willen eerst weten hoe de genderneutrale toiletten bevallen op Plexus en het university college. De evaluatie van de pilot is in juni. Voor die tijd zullen er geen stappen worden ondernomen.’

Dat het aantal transseksuele studenten op de universiteit relatief klein is, is volgens Hoving geen argument. ‘We hebben een rijkdom aan inzichten nodig binnen de universiteit. Als je in hokjes denkt, kom je nooit tot ideeën waar de wetenschap iets aan heeft. Dergelijke tunnelvisies zijn een universiteit onwaardig.’

Mannendingen hoeven niet

Robin Camille Mier (25, Japanstudies)

‘Ik kwam er op mijn achttiende achter dat ik transseksueel was, omdat ik iemand leerde kennen die zich als trans identificeerde. Toen zat ik nog op de middelbare school. Daarvoor wist ik niet eens dat het bestond. Zo ontdekte ik dat je je gender kunt overschrijden, dat je niet in hokjes hoeft te blijven.

‘Ik vond het in het begin lastig om mijn identiteit als transgender te vinden. Eerst had ik het gevoel dat ik heel erg traditioneel mannelijk moest zijn. Als transgender ben je namelijk heel snel bang dat je niet trans genoeg bent, en dat mensen zullen vinden dat je weer terug in je hokje moet. De laatste jaren heb ik dat meer losgelaten. Dat ik een man ben, betekent niet dat ik allemaal mannendingen hoef te doen. Als ik morgen wakker word en me een stuk vrouwelijker voel dan vandaag, heb ik daar vrede mee.

‘Ik wil me graag inzetten voor de transseksuele studenten op de universiteit. Ik ben binnen de transgendergemeenschap veel bezig met het me sterk maken voor onze belangen, en ga ook naar de focusgroepen. Daar komt ook het idee voor genderneutrale toiletten vandaan.

‘Het is heel oncomfortabel en redelijk onmenselijk om een toiletruimte in te moeten lopen waarop staat of je een mannetje of een vrouwtje bent, terwijl er niet één geslacht bij je hoort. Tegen een rolstoelgebruiker zeg je toch ook niet: neem de trap maar? Ik vind het ook een beetje belachelijk dat de universiteit hier nog zo ver mee achterloopt. Kwalijk ook, omdat het niet past in hun motto.

‘Bovendien bestaat de kans dat je één van je docenten of medestudenten in de toiletruimte tegenkomt. Ik ben zelf onbedoeld ge-out toen ik mijn werkgroepdocent tegenkwam in de toiletruimte. Ik heb dat redelijk makkelijk opgelost door naar mijn studiecoördinator te gaan, die een mail stuurde naar mijn docenten. Maar het was een hele nare ervaring.’

Eindelijk mijn kostuum uittrekken

Iona Varga (22, hbo technische natuurkunde)

Als kind merkte ik dat mijn geest en lichaam niet gelijk liepen. Ik zag een jurk in een etalage hangen en dacht: goh, het zou best leuk zijn om die te dragen. Maar ik was er verder niet zo mee bezig. Pas in de laatste klas van de basisschool, als iedereen zo’n rol van jongen of meisje krijgt toebedeeld, werd ik me er echt van bewust.

‘Pas in mijn puberteit merkte ik dat die rol niet aansloot bij mijn gevoelens. Voor ik uit de kast kwam als transgender, kenden mensen mij als een homoseksuele jongen. Dat was een hele moeilijke periode. Ik droeg veel zwarte kleding en ik beschadigde mezelf. Toen ik op mijn zeventiende een vriend kreeg, besefte ik dat ik in transitie wilde. Het voelde heel vreemd en beknellend om iemands vriend te zijn. Na drie maanden maakte ik het uit. Datzelfde jaar kreeg ik een relatie met mijn huidige partner. Hij accepteerde me zoals ik was, daarom stelde ik mijn transitie uit. Mijn ouders reageerden goed op mijn coming-out. Mijn moeder zei dat ze altijd wel een vermoeden had gehad.

‘Begin dit jaar heb ik toch besloten dat ik volledig voor mijn vrouwelijkheid kies. Ik ben in mijn eentje naar de huisarts gegaan. Het was alsof ik naar een feestje was geweest dat ik niet leuk vond, en ik eindelijk mijn kostuum kon uittrekken. Ik liep de praktijk uit met een triomfantelijk gevoel.

‘Na gesprekken met een psycholoog ben ik gediagnosticeerd met genderdysforie. Het is nog even afwachten wanneer ik mijn hormonen krijg. Tot die tijd kleed ik me als vrouw. Ik merk dat er op mijn gedrag wordt gelet. Hoe praat je, laat je mensen voorgaan, ben je een beetje sociaal? Mensen willen nu eenmaal graag bevestiging over je genderidentiteit.

‘Als er toch raar wordt gekeken of opmerkingen worden gemaakt, kan ik dat van me afzetten. Vervelend is het wel, als je in de trein wordt aangestaard. In de wijk waar ik woon, wonen ook veel mensen van Marokkaanse of Turkse achtergrond. Ik merk dat zij er moeite mee hebben. Dan word ik wel eens nageroepen. Maar het gaat mijn ene oor in, en het andere uit.’

Niet in de vrouwenboot

Rein Anspach (20, taalwetenschap)

‘Op mijn veertiende kwam ik uit de kast. De eersten die ik het vertelde, waren mijn vrienden. Toen heb ik het tegen mijn ouders en de mensen uit mijn toneelclubje gezegd. Ze accepteerden het allemaal. Pesters kregen geen kans, ik zat op een fijne school.

‘Toen ik 17 werd, begon ik met hormonen. In het begin werd ik daar een beetje rusteloos van. De controle over mijn stem werd minder, en ik kreeg meer spieren. Je gaat door een soort nieuwe puberteit.

‘Je denkt dat alles makkelijker wordt, maar eigenlijk wordt het juist steeds moeilijker omdat het nu zichtbaar wordt voor je omgeving. Die zijn vaak nog niet mee. Eenmaal op de universiteit was het wennen aan mijn nieuwe sociale rol. Ik moest ineens leren hoe mannen zich onder elkaar gedragen.

‘Tijdens mijn El Cid werd ik lid bij roeivereniging Asopos de Vliet. Dat was voor hun lastig. Ik moest op het inschrijfformulier aankruisen of ik een man of vrouw was. Ik wilde per se niet in een vrouwenboot zitten, maar dat was lastig omdat ik voor de wet nog vrouw was. Uiteindelijk sloot Asopos een akkoordje met de Roeibond, waardoor ik tijdens wedstrijden toch in een mannenboot mocht. Iedereen ging er best oké mee om dat ik transgender was, maar het was een omgeving die niet bij me paste. Ze deden hun best hoor, maar het was duidelijk dat ik niet bij de boys hoorde.

‘Op de universiteit wordt transgender zijn over het algemeen geaccepteerd. Er is het netwerk LU Pride, en er zijn focusgroepen en er is een diversity office. Maar het zou fijn zijn als de docenten op een eenvoudige manier konden worden ingelicht. Ik heb geweigerd de Nationale Studentenenquête in te vullen. Je moest verplicht een vakje aankruisen met man of vrouw. Dat het dan alleen om de geslachtsdelen gaat, vind ik geen argument, daar vul je tenslotte ook de enquête niet mee in. En zelfs als het hooguit voor hun statistieken is: volgens dat soort statistieken besta ik niet.’

In transitie

Transgender zijn, ook wel het hebben van genderdysforie, houdt in dat een persoon het gevoel heeft dat psyche en het biologisch geslacht niet samengaan. Kirsten Dob van het genderteam van het Universitair Medisch Centrum Groningen legt uit: ‘Transgender is de overkoepelende benaming voor alle vormen van genderdysforie. Transseksualiteit is de meest extreme vorm, waarbij mensen echt willen veranderen van geslacht. Wie met deze wens bij ons aanklopt, komt eerst in een voortraject. Er zijn dan gesprekken met een algemene psychiater. Als die de diagnose genderdysforie stelt, volgt een doorverwijzing naar het genderteam. Dat stelt vast of het gevoel om van geslacht te willen veranderen allesoverheersend is, en echt bepalend is voor iemands welzijn. Dan volgt een traject van achttien maanden waarin iemand fysiek verandert, door operaties en medicatie.
‘Transseksualiteit staat de laatste tijd meer in de belangstelling. Dat draagt bij aan de acceptatie. Mensen veroordelen iets als ze het niet kennen. Het is belangrijk om te weten dat genderdysforie niet iets is waar je voor kiest, maar dat het wel een enorm conflict is op zowel psychisch als lichamelijk vlak. Er leeft heel veel angst bij deze mensen, omdat ze bang zijn niet geaccepteerd te worden.’