Columns & opinie
Column: Saved by the bell
woensdag 20 april 2016

Daar sta ik dan. Door een noodlottige combinatie van mijn achternaam, titel en categorie bevind ik me de komende twee uur achter een pilaar in een tot voor kort onontdekt hoekje van het congrescentrum. Gelukkig ben ik niet alleen: ik sta hier samen met een enorm stuk papier waarop ik zo goed mogelijk mijn laatste onderzoek heb geprobeerd samen te vatten.

Al is het in veel vakgebieden gebruikelijk dat promovendi hun onderzoek presenteren door middel van een poster, - mondelinge presentaties zijn voorbehouden aan de grote bazen - ik heb het altijd een vrij merkwaardig fenomeen gevonden.

Het begint vaak al met de reis, die verloopt voor de poster zelden helemaal soepel. Zo ook dit keer. Naïef als ik ben, had ik dit keer na een vraag van een douanebeambte bekend dat ik niet al mijn bagage zelf had ingepakt: een collega had onze posters samen in mijn posterkoker gestopt. Dat bleek niet zo handig: de koker moest leeg en natuurlijk ontrolden de posters zich. In alle haast was het me niet meer gelukt ze netjes op te rollen en nu sta ik hier met een gekreukeld vod. Het gaat tenslotte om de inhoud en alles is nog grotendeels leesbaar.

Mijn poster hangt nu samen met honderden andere in een grote hal. Nu de postersessie is aangebroken, worden ze vergezeld door hun eigenaren, die binnen een straal van twee meter nerveus heen en weer blijven drentelen tot een (semi-)geïnteresseerde bezoeker zich aandient.

Voor een stereotype wetenschapper met beperkte sociale vaardigheden en dito inlevingsvermogen breekt dan het moeilijkste moment aan. Want: wie staat er voor je neus? Wat weet diegene wel en niet? Moet je proces X uitleggen of weet de toehoorder daar alles van? Misschien is het de ontdekker van proces X die, zonder dat je het doorhebt, opeens voor je staat. Hoe vaak ik ook mijn poster-pitch oefen, door dit soort existentiële vragen loopt het toch vaak in de soep.

Over soep gesproken... Het is lunchtijd en mijn maag knort. Maar elk moment kan de jury langskomen die beslist wie de felbegeerde posterprijs wint, dus eigenlijk kan ik niet weg. Ik besluit toch even snel naar de tafel met broodjes te lopen. Je raadt het al: als ik mijn eerste hap heb genomen en me weer omdraai, zie ik een groepje mensen aantekeningen maken bij mijn poster. De jury!

Ik haast me terug met een rare snelwandelpas, terwijl ik de etensresten tussen mijn tanden probeer weg te poetsen. Onderweg blijf ik bijna haken achter het hengsel van een rondslingerende posterkoker, maar ik weet zonder kleerscheuren (en hopelijk zonder rucola tussen mijn tanden) bij mijn poster aan te komen. Nog nahijgend stamel ik iets stompzinnigs (“En, vinden jullie het interessant?”) en doe hakkelend mijn ingestudeerde praatje. Al die tijd heb ik nog steeds het glaasje sap en het broodje vast en kan ik dus niks op mijn poster aanwijzen, laat staan naderhand mijn visitekaartje uitdelen – mocht iemand daar überhaupt interesse in hebben. Voor ik uitgesproken ben, buigt één van de juryleden, de meest enge in zijn soort, zich naar me toe en fluistert: “Er zit iets tussen je tanden...”.

Dan schrik ik wakker. De wekker gaat. In de schemering van mijn slaapkamer zie ik mijn posterkoker aan de deurklink bungelen. Het was maar een droom, gelukkig. Misschien valt het morgen allemaal wel mee.

Laura Kervezee promoveert aan het Leids Universitair Medisch Centrum