Wetenschap
De toendra ontdooit
De aarde warmt op, en het toendra­gebied doet dat het snelst. Bioloog Luis Morgado onderzocht het effect op schimmels in de grond. De conclusie: meer ziekteverwekkers, en mogelijk ook meer broeikasgassen.
Bart Braun
donderdag 24 maart 2016

‘Onderzoek doen in de toendra van Alaska betekent dat je uit moet kijken voor grizzlyberen, maar waar je vooral last van hebt zijn muggen’, vertelt bioloog Luis das Neves Morgado. ‘Je moet een hoedje met een muskietennet op, anders komen ze in je ogen en je oren. Soms is het moeilijk om ergens een foto van te maken, omdat de muggen in de weg zitten en je camera scherpstelt op die beesten. Maar het is ook een prachtig landschap: je voelt je als in de film Into the Wild. Je voelt je ver van de beschaving, en het landschap lijkt onbedorven.’

Toch zijn ook rondom Lake Toolik, zo’n zeshonderd kilometer ten noorden van Anchorage, de sporen van de beschaving te zien, tot onder de grond aan toe. Morgado is een schimmelonderzoeker, die vandaag hoopt te promoveren op zijn studies in Alaska.

De wereld warmt op, en de toendra doet dat sneller dan veel ander terreinen. Als de temperatuur stijgt, smelt de sneeuw, wordt het landschap donkerder en vlugger warm - net zoals je het ’s zomers in zwarte kleren heter hebt dan in witte. Dus verandert het landschap daar ook sneller: Morgado’s proefschrift spreekt over het ‘vergroenen van het poolgebied’.

Om te onderzoeken hoe dat precies gebeurt, doen biologen al sinds de jaren negentig veldproeven bij Lake Toolik. Met kleine kasjes simuleren ze de gevolgen van opwarming, en door planken te plaatsen zorgen ze ervoor dat op sommige plekken meer sneeuw komt te liggen. De opwarming van de aarde zorgt zowel in Nederland als Alaska voor meer neerslag in de winter, en in Alaska valt die neerslag in de vorm van sneeuw. Die sneeuw isoleert de bodem beter, en als het eenmaal smelt wordt de bodem vochtiger. Morgado vergeleek de schimmelstand op de experimentele plekken met de schimmels in de omgeving, om te zien wat voor gevolgen opwarming zou kunnen hebben.

Schimmels zijn een beetje het ondergeschoven kindje van de biologie. Dieren, planten en zelfs bacteriën krijgen veel meer aandacht in zowel het onderwijs als het onderzoek. Zelfs als er wel naar schimmels wordt gekeken, dan is dat maar al te vaak omdat ze belangrijk zijn voor iets anders – omdat ze planten ziek maken, bijvoorbeeld.

Morgado, een boomlange Portugees met dreadlocks en klimkleren, is al sinds zijn vroege studententijd schimmelfan. ‘Wat ze zo gaaf maakt? De enorme diversiteit: zo’n 95 procent van alle soorten is nog onbeschreven. Ze zijn mooi om te zien, en ze spelen allerlei belangrijke rollen in de ecologie: van gedragsveranderende parasieten van dieren tot helpers van planten. En ze zitten verstopt: de paddenstoelen die we zien, zijn eigenlijk alleen maar de vruchten van het echte organisme, dat onder de grond zit – en de meeste schimmelsoorten maken niet eens paddenstoelen aan.’

Door nieuwe DNA-technieken kunnen biologen nu eindelijk in kaart brengen wat er in de grond zit aan schimmels, zegt hij. ‘Vroeger was je afhankelijk van de paddenstoelen die je kon plukken en de paar soorten die je op kon kweken in het lab; maar bij verreweg de meeste soorten lukt dat niet. En wat steevast blijkt: verreweg de meeste soorten zijn onbekend.’ Zelfs in zijn eigen bodemmonsters is nog ongeveer een kwart van alle soorten vreemd, terwijl de Toolik-proeven al bijna twintig jaar lopen.

In zijn proefschrift maakt Morgado onderscheid tussen natte en droge toendra. In de droge toendra zijn de veranderingen relatief klein, in de natte toendra verandert er veel meer. De biodiversiteit wordt niet zozeer lager – ‘het is een wat naïef idee dat menselijke bemoeienis tot minder soorten zou moeten leiden’, zegt hij zelf – maar de soortensamenstelling is wel omgegooid bij de kasjes en de plankjes.

Hoe precies? ‘We verwachten een toename van de soorten die dierziekten veroorzaken, bij insecten bijvoorbeeld, en meer zogeheten bodem-zygomyceten, die allerlei verschillende rollen spelen in het ecosysteem. Wat we vooral ook zien is dat de stabielere schimmelsoorten verdwijnen.’

‘In de toendra is de biomassa van schimmels de belangrijkste component van de bodem, en die biomassa bestaat uit verschillende soorten die verschillende stoffen aanmaken. Soorten die veel van de donkere stof melanine aanmaken, zijn vaak lastiger af te breken en gaan langer mee, maar juist die soorten nemen in aantal af als de toendra opwarmt.’ De toendra zelf wordt donkerder, maar de schimmels die er leven juist bleker, lijkt het.

Dat is wat zorgwekkend, want juist die donkere schimmels slaan veel koolstof op. Een afname van die schimmelsoorten zou kunnen betekenen dat die koolstof vrijkomt als broeikasgassen. De ontdooiende toendra stoot sowieso al meer broeikasgassen uit dan ze opneemt, maar als de schimmelpopulatie dat effect nog eens versterkt wordt het probleem alleen maar groter.

Morgado durft daar geen harde uitspraken over te doen: ‘We hebben de biodiversiteit beschreven, niet het koolstofbudget of zelfs maar de veranderingen in biomassa. Het is moeilijk om te zeggen wat er echt gaat gebeuren, in termen van de koolstofcyclus.’

Luis das Neves Morgado, Peeking into the future: Fungi in the greening Arctic. Promotie 24 maart