Wetenschap
Leren van de Romeinen
Hoogleraar oude geschiedenis Luuk de Ligt ziet parallellen tussen zijn ‘droomproject’ – onderzoek naar Romeinse steden – en de huidige vluchtelingencrisis. ‘Misschien integreren migranten wel sneller als je ze wat minder rechten geeft.’
woensdag 17 februari 2016

Een kuilengraver. Zo noemt hoogleraar oude geschiedenis Luuk de Ligt zichzelf. ‘Tot dusver heb ik een aantal jaar aan een onderzoek gewerkt en dat vervolgens achter me gelaten’, legt hij uit. ‘Ik heb niet één kuil die ik steeds dieper uitgraaf. Ik graaf steeds nieuwe.’

Onlangs ontving hij een Europese subsidie van 2,5 miljoen euro voor onderzoek naar steden in het Romeinse rijk. ‘Een droomproject’, vindt hij, waarmee hij een team kan samenstellen van zes aio’s en twee postdocs. Die gaan elk hun eigen deel van het rijk én de bijbehorende wetenschappelijke literatuur in ruim twintig verschillende talen bestuderen. ‘Misschien is dit ook wel één van de redenen waarom de ERC-subsidie is toegekend: het project brengt een veelheid van nationale onderzoekstradities bij elkaar.’

Een van de vragen die hij wil beantwoorden: hoe kon het dat in de eerste honderdvijftig jaar van de Keizertijd de steden in de meeste provincies bloeiden, terwijl sommige gebieden juist achterbleven? ‘Dat idee ontstond toen ik een artikel van de Amerikaanse econoom Paul Krugman las over Amerikaanse steden in de twintigste eeuw.’

Het is niet zijn eerste beurs. In 2003, een jaar na zijn aanstelling in Leiden, kreeg hij een Vici-subsidie ter waarde van 1,25 miljoen euro van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, voor onderzoek naar de bevolkingsgroei in Romeins Italië tijdens de tweede eeuw voor Christus. Het project resulteerde drie jaar geleden in het boek Peasants, Citizens and Soldiers bij Cambridge University Press.

Tegen die tijd was De Ligt al begonnen aan een nieuw onderzoek: migratie naar Rome en de kansen voor verschillende groepen migranten. ‘De Romeinen importeerden en fokten op grote schaal slaven. Het huishoudelijk personeel bestond misschien wel voor honderd procent uit slaven. Dit betekende dat migrantenvrouwen, anders dan in veel steden van het latere West-Europa, in Rome nooit dienstmeisje konden worden.’

Bestaat er een parallel met deze migratie en de huidige vluchtelingenstroom? ‘Nou, dat is lastig. De vluchtelingen van dit moment zijn gevlucht voor oorlog en geweld. Dat komt in het Romeinse Rijk af en toe wel voor, maar er is niet echt een systeem van uitkeringen of opvang. Migratie in het Romeinse Rijk is primair arbeidsmigratie.’

Het Romeinse beleid was daarbij opvallend liberaal: zowel migranten als vrijgelaten slaven kregen vrij gemakkelijk het burgerrecht. ‘Heel genereus, maar je moet je wel afvragen hoe dit te verklaren valt.’ Volgens hem heeft het te maken met het feit dat in Rome de rijke elite het voor het zeggen had, waardoor ze vrij gemakkelijk mensen konden toelaten. ‘Die komen in de onderste regionen van de samenleving terecht, waardoor ze geen invloed kunnen hebben op de politiek. Als je dit doordenkt, krijg je een controversiële conclusie: misschien kun je migranten wel makkelijker in je samenleving opnemen als je ze wat minder rechten geeft.’

Het de taak van de historicus om dit soort vragen te stellen, vindt hij. ‘De bestudering van het verleden kan je blik scherpen, ook voor moderne problematiek. Vluchtelingen krijgen snel toegang tot het Nederlandse systeem van sociale voorzieningen, terwijl zij en hun voorouders daar niet aan hebben bijgedragen. Je zou er dus best in kunnen differentiëren, een soort getrapt systeem, waar je na een aantal jaren in aanmerking komt voor sociale voorzieningen en tot die tijd anders wordt behandeld.’

Ook van het tegendeel geeft hij een voorbeeld. ‘Samenlevingen uit de oudheid waar burgers heel sterke rechten hebben, zoals Athene, nemen heel moeilijk nieuwe mensen op.’ De Ligt vindt dat hierover nagedacht moet worden. ‘Vanuit de mensenrechten geven we migranten hele sterke rechten, maar dan moet je misschien accepteren dat je een prijs betaalt in termen van minder snelle integratie.’