Nieuws
Minister: studentenassessor in college
Als het aan onderwijsminister Bussemaker ligt, krijgen opleidingscommissies meer rechten en komen er studentenassessoren in de universiteitsbesturen. Tegelijkertijd waarschuwt ze de Kamer. ‘Versterking van de medezeggenschap is iets anders dan medebestuur.’
Petra Meijer
donderdag 4 februari 2016

Het was nog een beetje steggelen tijdens het debat over het wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht, dat woensdagochtend gevoerd werd. Wat medezeggenschap betreft, nodigde minister Bussemaker onderwijsinstellingen van harte uit om meer te doen dan ‘het minimum’ dat in de wet is vastgelegd. De Kamer vond echter dat dat minimum in de wet verruimd moest worden. ‘We mogen niet accepteren dat bestuurders zich verschuilen achter het minimum. We moeten niet blijven hopen op een cultuurverandering die er misschien helemaal niet komt’, zei Mohammed Mohandis (PvdA). Paul van Meenen (D66) haalde de Universiteit Leiden aan, waar het instemmingsrecht van de faculteitsraad Sociale Wetenschappen op hoofdlijnen van de begroting werd ingetrokken, als voorbeeld van een plek waar die cultuur niet deugt. ‘Individuele bestuurders zouden niet zelf mogen bepalen hoeveel tegenspraak zij krijgen.’

Na het eerste deel van het debat, dat vorige week plaatsvond, hadden de Kamerleden veel kritiek op het wetsvoorstel. Ze dienden dan ook meer dan veertig amendementen in. Veel van die voorstellen werden door de minister in een brief ontraden, terwijl volgens sommige Kamerleden de invloed van de medezeggenschap niet ver genoeg kan gaan. Toch kwamen minister Bussemaker en de leden van de Tweede Kamer wat nader tot elkaar.

Zo bleek de minister bereid om de medezeggenschap te betrekken bij de benoeming van bestuurders. Ze was gecharmeerd van het voorstel om ten minste een student en een personeelslid uit de medezeggenschap deel te laten uitmaken van een sollicitatiecommissie die een niet-bindende voordracht doet. Andere voorstellen, zoals een bindende invloed of het invoeren van verkiezingen, gingen haar echter veel te ver.

Ook voorstellen om de macht van opleidingscommissies te vergroten, konden op steun van de minister rekenen. Ze ziet graag dat opleidingscommissies niet alleen advies geven, maar ook zelf met voorstellen komen. Zo zouden opleidingscommissies volgens het voorstel minstens twee keer per jaar met het opleidingsbestuur overleggen over het te voeren beleid. Daarnaast geeft de minister de opleidingscommissies graag instemmingsrecht op de wijze van evalueren van de opleiding. Een aantal Tweede Kamerleden wil dat de opleidingscommissies ook instemmingsrecht krijgen op onderdelen van de OERen. De minister kon zich ook daarin grotendeels vinden, zolang studenten niet zelf beslissen over de eisen waaraan zij moeten voldoen.

De invoering van een studentenassessor op instellingsniveau noemde de minister ‘interessant’. Ze stelt dat het initiatief daarvoor bij de medezeggenschap zou moeten liggen. Ziet het college van bestuur niets in zo’n studentenassessor, dan is het aan hen om te bewijzen dat daar gegronde redenen voor zijn.

Op andere punten – zoals het collegegeldvrij besturen en de mogelijkheid om als medezeggenschap met toezichthouders te vergaderen zonder dat het college van bestuur aanwezig is - laat de minister het oordeel over aan de Kamer.