Studentenleven
Weg door een regel die er niet komt
De universiteitsraad en het college van bestuur zijn het oneens over het tweedejaars bindend studie­advies (bsa). De beloofde begeleiding schiet tekort, vinden raadsleden. En nu ook een Kamermeerderheid tegen is, voelen studenten zich proefkonijn.
Monica Preller
woensdag 16 december 2015
Een laboratorium met proefkonijnen in New York, 1959.

Het tweedejaars bsa ligt nog altijd onder vuur. Volgens deze regeling moeten studenten (die van unicastudies zoals Chinees of Japans uitgezonderd) in hun tweede jaar hun propedeuse én dertig studiepunten hebben behaald. Leiden is de enige universiteit die dit beleid, bij wijze van experiment, heeft ingevoerd.

Hoewel het percentage studenten dat onder de norm zit niet bijzonder hoog is – bij Rechten gaat het om zes procent, cijfers van de andere faculteiten wil de universiteit nog niet vrijgeven – heeft de universiteitsraad groot bezwaar tegen de maatregel. Ook de Tweede Kamer is tegen en heeft inmiddels een motie aangenomen waarin staat dat het experiment geen vervolg mag krijgen. Al eerder verbond minister van Onderwijs Jet Bussemaker voorwaarden aan de afspraak. De universiteitsraad beweert nu dat niet aan deze voorwaarden is voldaan.

‘Van Bussemaker moest voor het handhaven van het tweedejaars bsa de studiebegeleiding verbeteren’, aldus Maria Tiggelaar, voorzitter van LVS. ‘Maar dat is niet gebeurd. De universiteit had bijvoorbeeld het aantal studenten per docent omlaag kunnen brengen of andere manieren van toetsing kunnen ontwikkelen. Dat hebben ze niet gedaan.’

Niels Westera, raadslid van SGL: ‘Bij een grote studie als psychologie is de verhouding docent-studenten nog steeds één op duizend. Iedere psychologiestudent moet in het eerste jaar een studieplan opstellen dat door de studieadviseurs wordt bekeken, maar met zoveel studenten kunnen zij daar helemaal niet nauwkeurig naar kijken. Gezien de voorwaarden zou je toch op zijn minst verwachten dat er een studiebegeleider bij komt.’

Psychologie is met 1700 bachelorstudenten per jaar één van Leidens grootste studies. Een collegezaal met een paar honderd man is eerder regel dan uitzondering, en er zijn twee studieadviseurs beschikbaar voor de gehele studie. Levert dit echt een probleem op? ‘Het klopt dat we werken met twee studieadviseurs, maar 98 procent van de psychologiestudenten heeft geen extra begeleiding nodig’, vertelt Jan van Rooij, studieadviseur bij psychologie. ‘Daarnaast is er ook nog een derde studieadviseur werkzaam voor internationale studenten, en per twaalf eerstejaars is er één tutor beschikbaar. Bij mijn weten is de begeleiding dan ook voldoende. Kijk, als nu ineens alle studenten tegelijk op de stoep staan bij de studieadviseur hebben we een probleem. Maar dat gebeurt niet.’

In een raadsvergadering stelde vice-rector Simone Buitendijk al dat de studieplannen die de eerstejaars psychologiestudenten moeten maken, bedoeld zijn voor de enkele studenten die de norm om welke reden dan ook niet halen. Dit kunnen persoonlijke omstandigheden zijn, maar ook extracurriculaire activiteiten. Maud Pols, fractievoorzitter van SGL: ‘Bij een bestuursjaar of een stage wordt de tweedejaars bsa-norm soms verlaagd. Dat wordt niet expliciet gezegd, en heel veel studenten weten dat ook niet. Het feit dat de norm soms individueel wordt bijgesteld maakt de regeling ook niet coherent, want het is onduidelijk waar de grens ligt. Als studenten hun studieplan kunnen bespreken met de studieadviseur kunnen zij hierop worden gewezen. Nu moeten twee adviseurs dat doen, dat is echt te weinig. Bovendien: deze regel geldt voor elke student, dus waarom krijgt dan niet iedereen de kans om het studieplan te bespreken?’

‘Er zijn relatief weinig studieadviseurs’, vindt ook Sander van Diepen, voorzitter van BeP. ‘Zeker bij Rechten is echt een tekort. Het is bijzonder onrechtvaardig dat studenten nu worden weggestuurd als dat tweedejaars bsa er toch niet komt.’

Marjolein Bouterse van CSL beaamt dat. ‘Door de Kamermotie wordt het tweedejaars bsa nooit concreet. Dit maakt de studenten in feite een soort proefkonijnen. Dat is niet verantwoord. Als de universiteit niet aan de voorwaarden voldoet moet het experiment zo snel mogelijk worden stopgezet.’

Van Diepen: ‘In Leiden studeren betekent veel meer dan alleen de studie. Het is ook: actief zijn bij een vereniging en evenementen organiseren. Sommigen beginnen daar niet eens meer aan omdat het tweedejaars bsa als een zwaard van Damocles boven hun hoofd hangt.’

Westera, instemmend: ‘Studenten hebben veel minder ruimte voor bijvoorbeeld een uitwisselingsprogramma of excellentieonderwijs, terwijl de universiteit júist wil dat dit meer mensen dit gaan doen.’ Pols: ‘Je ziet ook dat mensen zich volledig focussen op eerstejaarsvakken, of zich uitschrijven voor het eind van hun tweede jaar uit angst voor een negatief bsa.’

Verder moet ook de bureaucratische werklast van het experiment niet worden onderschat. Tiggelaar: ‘Het extra werk dat de onderwijsadministratie nu doet wordt totaal genegeerd. Dat kan niet.’

De tweede bsa-regeling zal nog tot 2018 worden gehandhaafd. Daarna volgt een evaluatie waaruit zal blijken hoe succesvol de maatregel is.

De slachtoffers

Doorgaan is zinloos

‘Ik vond mijn studie taalwetenschap eigenlijk in het eerste jaar al niet leuk’, vertelt Jaap Kranenburg (22). ‘De vakken lagen me niet en het interesseerde me eigenlijk ook niet. Voor een propedeusevak haalde ik een onvoldoende. Ik had wel 45 studiepunten, dus ik kon zonder problemen doorgaan naar het tweede jaar. In dat jaar haalde ik ook niet al mijn vakken direct de eerste keer. Ik herkanste alles, maar toen was er nog steeds dat propedeusevak. Ik werd bij de studiecoördinator op het matje geroepen. Hij zei: het is zinloos om nog verder te gaan.’

Kranenburg besloot te stoppen met taalwetenschap. Nu studeert hij geschiedenis, ook in Leiden. ‘Het is niet leuk om toe te geven dat je een negatief advies hebt gehad, maar achteraf ben ik blij met mijn keuze. Ik doe nu iets waar ik plezier in heb.’

Van prestatiedruk lijkt Kranenburg geen last te hebben. ‘Ik doe naast mijn studie geen commissies, dus dat valt voor mij wel mee. Ik vind wel dat de universiteit meer haar best mag doen op het gebied van studiebegeleiding. Je wordt pas geholpen op het moment dat het misgaat.’

Eén vak van drie studies niet gehaald

Maud Pols heeft zelf ook met het tweede bsa te maken gehad. ‘Ik deed naast mijn studies psychologie en pedagogische wetenschappen ook culturele antropologie. Vorig jaar volgde ik een deel van mijn studie psychologie in het buitenland, en daardoor heb ik niet alle vakken van culturele antropologie gehaald. Toen kreeg ik dus een negatief tweedejaars bsa.’

Pols liet het er niet bij zitten. ‘Ik heb toen een flinke mail gestuurd naar de examencommissie om te laten zien dat ik echt wel een gemotiveerde student ben. Het is natuurlijk belachelijk dat je moet stoppen omdat je één vak van je drie studies niet hebt gehaald. Ik moest een maand wachten voordat ik te horen kreeg dat ik door mocht gaan. Ik heb dus verder geen last gehad van het tweede bsa, maar ik was niet zo blij met de manier waarop mijn zaak is behandeld.’

Oververmoeid

Suzanne Ruhof (23, film- en literatuurwetenschappen) heeft veel moeite met het tweede bsa. ‘Ik heb de ziekte van Pfeiffer, waardoor ik in het tweede jaar nauwelijks heb kunnen studeren. Ik snap ook niet waarom de universiteit nog met dit experiment doorgaat. Ze mogen er immers geen definitieve regel van maken. Dat we dan als proefdieren worden gebruikt vind ik gewoon zwaar kut.’

Ruhof heeft op dit moment nog geen advies gekregen, maar vreest dat het negatief wordt. ‘Ik kan wel naar de examencommissie gaan, maar ik zou liever willen dat het universiteitspersoneel zich met nuttiger zaken zou bezighouden. Bovendien zou ik veel minder gestrest zijn omdat er niet zoveel druk op me lag om dat ene vak te halen. Ik doe nu ook geen tweedejaarsvak, uit angst dat ik er geen voldoende voor haal. In plaats daarvan volg ik drie vijfpuntsvakken. Eigenlijk is het half werk, maar door mijn oververmoeidheid kan ik niet beter.’

De examencommissie: kennelijk is het nodig

‘Ik zou het liefst willen dat bsa’s er niet waren’, zegt Pim Huijgen, hoogleraar notarieel recht en lid van de examencommissie. ‘Anderzijds hebben studenten zo’n regeling blijkbaar nodig, want anders vallen ze buiten de boot. Je ziet het ook aan het eerstejaars bsa: eerst was die regeling kennelijk voldoende. Nu verschuift die naar het tweede jaar. Je vraagt je dan af: wat doen studenten anders, behalve redelijk serieus studeren? Extracurriculaire activiteiten vind ik geen goede reden om het niet te halen. Het is bekend dat studenten nu al niet de wekelijkse veertig uur aan hun studie besteden die zou moeten. Ik sta wel kritisch tegenover de student-docentratio bij psychologie. Als daar niets aan verbetert terwijl dat wel een voorwaarde was moet daar natuurlijk naar gekeken worden.’ Huijgen vindt de studenten geen proefkonijn. ‘Het eerstejaars bsa is ook begonnen als experiment en dat is een definitieve regel geworden. Bovendien, als studenten het er niet mee eens zijn kunnen zij hun heil zoeken in Rotterdam of Utrecht.’