Wetenschap
Eerste hulp bij integriteitsklachten
Het is voor leidinggevenden lastig om in te schatten hoe zij moeten omgaan met kwesties rond de wetenschappelijke integriteit. Om wetenschappelijke directeuren en andere bazen een handje te helpen heeft het college van bestuur een leidraad opgesteld.
Vincent Bongers
woensdag 25 november 2015

In het stuk staat een stappenschema dat gevolgd dient te worden als ‘een medewerker of iemand buiten de universiteit een kwestie over een mogelijke inbreuk op de wetenschappelijke integriteit bij u meldt.’

De leidinggevende moet eerst in een gesprek met de aangever inschatten of het gaat om een ‘redelijk vermoeden van inbreuk op de wetenschappelijke integriteit’ of dat ‘andere, bijvoorbeeld personele, kwesties meespelen.’ Laat bij het inschatten ‘uw common sense meespelen’.

Als de leidinggevende vermoedt dat er sprake is van gesjoemel, wordt de aangever naar de vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit, of naar de integriteitscommissie van de universiteit verwezen. Het college meldt verder dat ‘u in zeer ernstige gevallen de decaan in kennis dient te stellen.’ Het gaat dan om een kwestie ‘van een hoger belang’ waarbij de ‘integere wetenschapsbeoefening of de integriteit van de instelling ernstig in het geding is.’

Het college onderscheidt in het stuk drie niveaus van inbreuk op de wetenschappelijke integriteit. Een ‘onachtzaamheid’: een slordigheidje of ongelukje, zoals het zonder opzet vergeten van een voetnoot. Er wordt in deze gevallen geen veroordeling door de leidinggevende verwacht.

Het niveau ‘licht vergrijp’: een geval waar ‘min of meer sprake is van opzet’. Een voorbeeld kan zijn ‘het niet vermelden van een medeauteur terwijl dat wel zou moeten.’ Een waarschuwing ‘kan op zijn plaats zijn.’

En het niveau ‘zwaar vergrijp’. In deze categorie is de commissie wetenschappelijke integriteit altijd aan zet en kan aangifte bij de politie volgen. Het gaat dan bijvoorbeeld om plagiaat of datamanipulatie.

Tijdens de faculteitsraad Rechten vorige week werd het concept van de leidraad besproken. De faculteit twijfelt nog of het handig is om naast universitair vertrouwenspersoon Ingrid Tieken ook een facultair integriteitsaanspreekpunt te hebben. Het rechtenbestuur weet ook niet of er zaken spelen waar de faculteit bij is betrokken. ‘We hebben een gesprek gehad met professor Tieken. Het was een onderhoud met enig James Bond-gehalte. Wij probeerden er achter te komen of er ook klachten waren binnengekomen van of over onze faculteit. Ze liet niets los over haar werkzaamheden, want die zijn vertrouwelijk. Tieken vertelde uiteindelijk dat medewerkers van praktisch alle faculteiten contact met haar hadden gezocht. Dat betekent overigens zeker niet dat het dan om klachten gaat.’