Wetenschap
Kijkje in ons slapend brein
Hoeveel uren nachtrust heb je nodig? Mare vroeg het enkele (ervarings)deskundigen en keek mee in het slaaplaboratorium van het Leids Universitair Medisch Centrum. ‘Eigenlijk moet je ’s ochtends vroeg geen tentamens afnemen.’
Sarah Prins
woensdag 4 november 2015

Om drie uur ’s middags meldt een dame zich bij laborant Annelous Zeijlemaker. Ze is patiënt van neuroloog Gert Jan Lammers. Ze klaagt dat ze vaak laat in slaap valt en daardoor overdag moe is. Soms dommelt ze zelfs in, bijvoorbeeld in de trein.

Lammers wil weten wat er ’s nachts in het brein van de vrouw gebeurt en heeft daarom een slaaponderzoek aangevraagd. De patiënt krijgt sensoren opgeplakt die fysiologische prikkels opvangen. Daarmee kan ze gewoon thuis in haar eigen bed slapen. Voordat Zeijlemaker begint te plakken moet de vrouw zich uitkleden. In haar ondergoed neemt ze plaats op een stoel. ‘Span uw onderbeen eens aan?’ vraagt de laborant. Ze voelt aan de spier vlak onder de knie en plakt er een sensor op. ‘Dit meet uw bewegingsactiviteit. Sommige mensen maken ’s nachts veel beenbewegingen. Die wekprikkels kunnen de slaap verstoren.’

Het blauwe draadje dat uit de sensor komt, plugt Zeijlemaker in een kastje dat ze met een band om de schouders van mevrouw hangt. ‘Hierin zit een kaart die alle activiteit tijdens de slaap opneemt. Dat lezen we morgen af met de computer.’ Mevrouw krijgt ook stickers op de borst voor het hartritme en twee blauwe banden om haar torso die ademhalingsbewegingen registreren. ‘Dit geeft allemaal informatie over de verschillende slaapstadia die je doorloopt. Met al die gegevens bij elkaar krijgen we een goed beeld van wat zich ‘s nachts afspeelt.’

Zeijlemaker pakt een lint en meet de schedelomtrek. ‘We moeten de sensoren zorgvuldig aanbrengen, zodat we de hersenactiviteit van de juiste gebieden meten.’ De geur van lijm, waarmee ze de sensoren op de hoofdhuid bevestigt, vult de kleine, benauwde onderzoeksruimte. Zeijlemaker blijft maar plakken: ook aan weerszijden van de slaap, de ogen en op de kin komen sensoren.

‘Mag ik de stickers in mijn gezicht er afhalen als ik in de trein stap?’, vraagt de dame bezorgd, maar tevergeefs.

‘We gaan nu testen of het signaal goed is’, vervolgt Zeijlemaker. ‘Sluit uw ogen maar.’ Op haar laptop verschijnen de hersengolven in een mooie, regelmatige cadans. ‘Als iemand zijn ogen dicht doet dan verandert het ritme direct. We noemen dat een alfaritme, of relaxmodus.’

Gedurende de nacht varieert het ritme. Wie inslaapt, komt eerst in een oppervlakkige slaapfase terecht, en ontwaakt nog gemakkelijk door omgevingsprikkels. Daarna wordt de slaap steeds dieper en de hersenactiviteit trager. Elke cyclus, vier tot vijf per nacht, eindigt met de

droomslaap. ‘De hersengolven zijn dan juist kort en snel en bijna net zo actief als tijdens de waak,’ vertelt Zeijlemaker. ‘Dit stadium wordt ook wel Rapid Eye Movement (REM-slaap) genoemd vanwege de snelle oogbewegingen. De overige spieren zijn totaal ontspannen, inclusief de kin.’ De stickers in het gelaat geven dus aanvullende informatie over de REM-slaap, waarin de hersenen druk bezig zijn om alle indrukken van de dag te verwerken.

Op de computer in het laboratorium laat Zeijlemaker registraties zien van eerdere slaapmetingen. ‘Kijk,’ dit is het unieke slaappatroon van een patiënt met narcolepsie. Patiënten met deze slaapziekte vallen direct in de droomslaap, terwijl je normaal eerst de lichte en diepe slaapfasen doorloopt.’ Andere typische kenmerken van narcolepsie zijn doorslaapproblemen ’s nachts en spontane slaapaanvallen overdag.

‘Er zijn ook circadiane ritmestoornissen,’ vult Lammers aan. ‘Mensen die daaraan lijden, hebben een normaal slaappatroon als ze op hun voorkeurstijd gaan slapen, maar ze krijgen eerder of juist later slaap dan de meeste mensen.’

De onderzochte patiënt blijkt last te hebben van het vertraagde slaapfase-syndroom. ‘Je spreekt hiervan als iemand minimaal twee uur later dan gemiddeld inslaapt en zich pas eind van de ochtend echt wakker voelt,’ zegt Lammers. Deze aandoening komt vaak voor bij pubers en verdwijnt geleidelijk als ze boven de 20 zijn.

Maar niet altijd, zegt de neuroloog. ‘Dat kan door erfelijke aanleg, maar vaker is het gewoontegedrag zoals laat op de avond sporten en in het licht of achter beeldschermen zitten. Veel mensen zijn zich niet bewust van hun eigen gedrag en hoe dit slaapproblemen in stand kan houden.’

Een actiwatch kan helpen om dit soort problemen in kaart brengen.

‘Dit horloge dragen patiënten dan meestal een week; het vangt dag en nacht bewegingsactiviteit en lichtintensiteit op en met behulp van een software rolt daar een grafiek uit,’ vertelt Lammers. Mevrouw heeft deze ook gedragen. ‘In haar grafiek zie je dat ze pas later op de dag ontwaakt en actief wordt, dikwijls tot middennacht in het licht zit en pas na 3 uur ’s nachts in bed gaat liggen.’

Pas op voor slaapschuld

Hoewel mensen een ingebouwde wekker hebben, loopt deze niet bij iedereen even goed in de pas. Vooral jongvolwassen hebben moeite met bijtijds naar bed gaan. Dat komt mede doordat de interne klok tijdens de adolescentie wat trager loopt.

‘Waarom dat gebeurt, weten we nog niet’, zegt de Leidse pedagoog Kristiaan van der Heijden. ‘Maar het is wel een probleem, omdat jongeren ‘s ochtends in de school- of collegebanken worden verwacht. Uit een van onze onderzoeken bleek dat twaalfjarigen die om half 9 ’s ochtends een toets maakten waarvoor ze zich mentaal flink moesten inspannen, hetzelfde presteerden als tienjarigen die de test anderhalf uur later maakten; een flinke stap terug in de ontwikkeling dus. Daarom moeten we opleidingsinstanties eigenlijk adviseren om tentamens niet meer vroeg op de ochtend af te nemen.’

Ook onregelmatige bedtijden zijn ongunstig. Je lichaam gaat op een vaste tijd in een slaapmodus. Niet alleen je temperatuur daalt, maar ook je hartslag en bloeddruk. ‘Als je buiten die periode tukt dan is je slaapkwaliteit slechter en rust je dus minder goed uit.’

Hoeveel slaap je nodig hebt, is persoonlijk, maar de meeste mensen krijgen klachten bij minder dan zeven uur. ‘Telkens wanneer je te weinig slaapt, stapelt het tekort zich op, we noemen dat slaapschuld. En dat zorgt weer voor studieschuld, want je lost het niet af met een nachtje bijtanken. Mensen die een week lang vijf uur sliepen, presteerden na drie dagen voldoende nachtrust alsnog onder de maat op mentale taken.’

Bovendien vermindert je zelfbeheersing door slaaptekort. ‘Niet handig,’ vertelt dokter Lammers, ‘want bij slaaptekort maak je meer van het hongerhormoon ghreline aan en juist minder van leptine, dat een verzadigingsgevoel geeft. Overgewicht ligt dan ook op de loer bij slaapgebrek en we zien vergelijkbare reacties in het lichaam optreden als bij mensen met suikerziekte. Hoe zich dit op termijn ontwikkelt, weten we het niet, want je kunt proefpersonen niet maandenlang uit hun slaap houden.’

Nachtbrakers met drie wekkers

Wat doen studenten die weinig slapen om hun bioritme te herstellen? ‘Ik kan mezelf resetten.’

‘Ik kan niet echt een trend ontdekken in mijn slaappatroon,’ zegt Frédérique de Paus (24, ICT in Business). De ene keer ga ik om één uur naar bed, de andere keer om half vijf nachts. Ik sta wel altijd voor elf uur op, want echt uitslapen vind ik zonde van mijn tijd.’

De Paus is student-assistent en werkt mee aan verschillende projecten binnen haar opleiding, maar ook daarbuiten is ze actief. Zo regelt ze maandelijkse cafébijeenkomsten, werkt ze voor een start-up en speelt ze in een bandje. ‘Daardoor ben ik overdag heel druk. Echt tijd voor mijn studie of zaken die diepe concentratie vergen, heb ik dan niet.’ En dus zit ze vaak tot diep in de nacht achter haar laptop. ‘Mensen krijgen vaak rond een uur of drie, vier nog werkmailtjes van me.’ Is haar dagelijkse zes uur slaap genoeg? ‘Zodra ik mijn kussen raak, val ik als een blok in slaap.’ Totdat de volgende ochtend haar drie wekkers afgaan.

Neal van Veen (26, computerscience) slaapt gemiddeld vijf uur per nacht. ‘Vroeger, toen ik met mijn ouders mee op vakantie ging, reden we altijd ’s nachts. Het kostte me geen enkele moeite om na twee uur slapen op te staan, in de auto te stappen en daar verder te maffen.

‘Daarom werkte ik de vrijdagen een tijdje als nachtportier. Zaterdagochtend dook ik dan voor enkele uurtjes onder de wol om ’s avonds de hort op te gaan. Ik sliep bewust maar kort, zodat ik zondag moe genoeg was om mijn ritme te kunnen resetten.

‘Tegenwoordig merk ik dat ik wat moeilijker inslaap, waardoor ik soms met dikke ogen op mijn werk zit - waarschijnlijk omdat ik nu met mijn studie en parttime-baan een stuk drukker ben en daardoor meer stress heb. Maar ik hoef geen taferelen uit te halen om mezelf wakker te houden. Concentratieproblemen ervaar ik evenmin.’