Achtergrond
De geboortepapieren van de universiteit: wat staat er op de akte die Willem van Oranje ondertekende?
Na de bevrijding van de Spanjaarden kreeg Leiden een universiteit. Maar wat staat er nu eigenlijk echt op de stichtingsoorkonde die Willem van Oranje ondertekende? Mare las mee met hoogleraar universiteitsgeschiedenis Willem Otterspeer. ‘Dit is een kleine geschiedvervalsing.’
Marleen van Wesel
woensdag 30 september 2015

Volgens de overleveringen mochten de dappere stadsbewoners na Leidens Ontzet als dank kiezen tussen vrijstelling van belasting, óf een universiteit. In het Stadsarchief ligt inderdaad een perkamenten bul, gedateerd op 6 januari 1575: het octrooi voor de Universiteit Leiden. Hoogleraar universiteitsgeschiedenis Willem Otterspeer licht toe wat daarin staat én wat Willem van Oranjes rol was.

‘Philips by der Gracien Gods Coninck van (…), Alsoe wy bevinden (…)’, begint de stichtingsoorkonde van de Universiteit Leiden, uit 1575. Wacht! Philips II? Leiden was toch net bevrijd van zijn Spaanse troepen?

‘De Staten van Holland oefenden het bewind over Holland uit, uit naam van Philips II. Tegelijkertijd waren ze in opstand tegen hem’, legt hoogleraar universiteitsgeschiedenis Willem Otterspeer uit. Formeel hoorde Philips’ zegel dus op zo’n akte. Nederland voerde ook helemaal geen onafhankelijkheidsoorlog. ‘Je begon destijds niet zomaar voor jezelf. Uiteindelijk wilde men een onderdeel van de Spaanse tak van het Habsburgse Rijk worden. Toen die oplossing niet kwam, is men gaan winkelen bij andere edellieden. Dat lukte niet. Uit armoede is men toen zelf maar een republiek begonnen.’ Hoe dan ook: ‘De katholieke koning zal van woede zijn hoed hebben opgegeten toen hij hoorde dat er een protestantse universiteit in zijn naam was opgericht.’

‘…dat d’ingesetenen der selver landen, vresende eensdeels die zwaere oncosten, eensdeels die periculen daerinne zyluyden ende heure kinderen zouden moegen geraken…’

Otterspeer: ‘Tot 1575 vertrokken alle Hollandse studenten naar het buitenland, met geld van hun ouders. Ook de grote intellectuelen zaten in het buitenland. Een braindrain, dus. Met de komst van een universiteit werden intellectuelen én hun geld juist hierheen gehaald.’

‘….in alle goede republicque becquame personen van scientien van noede zijn gebruict te worden…’

Met de oprichting van een universiteit staan die intellectuelen nog niet direct voor de deur. 8 Februari werd de dies natalis, de dag waarop de nieuwe universiteit ingewijd werd. Op een afbeelding van de inwijdingsoptocht loopt Jan Dousa, bevelhebber tijdens het beleg, voorop. ‘Daarachter lopen figuren die ook maar een toga hebben aangetrokken. Er waren wel lokale intellectuelen, artsen en juristen, die in het begin gevraagd werd om voor professor te spelen. Voor er echt studenten kwamen, is men ijverig aan het werven geslagen. Relaties van de Oranjes werden aangesproken en overal werden brieven naartoe gestuurd.’

‘…oick dat wy gantselicken geneycht zijn onse stadt van Leyden mit den burgeren ende inwoonderen var dyen ten aensine van den grooten last ende noot van den voors. crych (…) By rijpe deliberatie ende advys van onsen lieven Neve, Ridder van onser ordene, Wilhelm Prince van Oraingien, Grave van Nassau, etc…’

De stichtingsoorkonde is niet het oudste bewaarde document over de oprichting van de universiteit. ‘Op 28 december 1574 stuurde Willem van Oranje al een brief naar de Staten van Holland over het oprichten van een universiteit. Direct kwamen er lobbygroepen uit verschillende steden, zoals Middelburg en Gouda. Willem van Oranje was niet de baas, maar als hoogste dienaar deed hij de Staten van Holland wel de suggestie om een universiteit naar Leiden te halen. Dat was een grote stad en hij was er erg gelukkig mee dat Leiden behouden was voor de opstand.’

‘…scientien der Godheyt, inden Rechten ende Medicynen mitzgaders der Philosophien ende andere vrye consten, oick die talen Latijn Greke ende Hebraicke gecundicht, gelesen ende geleert te worden…’

‘Het heeft lang geduurd voor ze eruit waren wat voor universiteit dit precies moest worden’, vertelt Otterspeer. Zo vond stadssecretaris Jan van Hout dat de universiteit voor de theologie opgericht moest worden. ‘Dominees waren grote motivatoren voor de opstand. Anderen vonden dat de strijd ook om politieke vrijheid draaide, zij wilden ook rechten. Dousa, die zelf in Parijs had gestudeerd, introduceerde uiteindelijk het model dat sinds de middeleeuwen in Parijs en op andere plaatsen voorkwam: een universiteit met vier faculteiten. De belangrijkste was theologie, dan rechten, dan medicijnen en tenslotte nog een heel brede: de vrije kunsten.’

‘….ende naer behoorlicke examinatie ende ondersouck titulen van doctoren ende meesters inde voors. scientien ende consten te verleenen…’

‘Het toekennen van graden was een recht van de hoogste overheid, de Staten van Holland dus. Die delegeerden dat recht aan de Leidse universiteit, als enige in Holland. Toen Amsterdam, ook in Holland gelegen, later een universiteit wilde, werd dat een zogenaamde illustere school. Dát kon de Leidse universiteit niet verhinderen. Maar de school in Amsterdam mocht geen universiteit heten en er werden geen graden verleend.’

‘…gunnen ende oirloven bij desen den Burgemeesters ende Regierders der voors. stede van Leyden den selven oick gevende volcommen macht ende auctoriteyt…’

‘Universiteiten werden sinds de middeleeuwen tot juridische eilanden gemaakt. Ze kregen uitzonderingen op de geldende wetten en werden ontheven van belastingen’, vertelt Otterspeer. Aardige suggestie van Willem van Oranje dus, maar de stadsbestuurders wilden wel een vinger in de pap. Daarom kreeg het stadsbestuur een plaats in het universiteitsbestuur. De vier burgemeesters die Leiden destijds had beslisten samen met drie andere curatoren over de financiën, de gebouwen en de benoemingen van professoren.’

‘…nyet alleenlick der zelver schole mair oick tot commodite ende stichtinge van eenighe der doctoren of studenten woonplaetsen ofte collegien mitzgaders tot ciraet der selver ende recreatie der studenten eenichsints dienlicken te wezen…’

Leuk voor de stadsbestuurders, maar ook de burgers hadden wat aan de universiteit. ‘Er moesten kamers verhuurd worden en er werd veel verteerd’, vertelt Otterspeer. Op kamers in de zestiende eeuw, dat ging zo: ‘In Parijs en Engeland bestond het systeem van colleges: plekken waar studenten leerden én woonden. Zo had Leiden het Statencollege, waar nu Plexus staat. Zo’n dertig tot veertig studenten uit verschillende stadjes konden daar met een beurs een opleiding tot predikant volgen. Zij stonden volledig onder curatele: ze moesten vroeg op, wassen, de bijbel lezen, collegelopen. Terug thuis werden ze eerst overhoord en vervolgens vroeg naar bed gestuurd. Ouders vonden zulk goed toezicht wel prettig.’ Wijdverbreid was het systeem in Leiden niet. ‘De meeste studenten kwamen van ver, met hun kompanen, en huurden in groepjes wat kamers bij een herberg of bij particulieren. De helft van de studenten kwam destijds uit het buitenland: uit Duitsland, Hongarije, Polen, Frankrijk en Engeland. Zij zochten elkaar op, zoals nu eigenlijk ook gebeurt.’

6 januari 1575

De stichtingsoorkonde is uiteindelijk gedateerd op 6 januari 1575. ‘Dit is een kleine geschiedvervalsing.’ Op 6 januari werd weliswaar besloten dat Leiden een universiteit kreeg, maar het octrooi was er toen nog niet. ‘Dit document was er pas in april of mei.’

Meer? Lees de tekst van de stichtingsoorkonde hier.