Wetenschap
Alles over haaawrwing
Dit Ontzet gaan er alleen al via de 3 October Vereeniging 31.000 harinkies doorheen in Leiden, en ook de Nederlandse ambassades delen over de hele wereld maatjes uit op drie oktober. Maar waarom haring, en geen andere vis?
Bart Braun
woensdag 30 september 2015

De soort

Haring is vis, en dat brengt verwarring met zich mee. Als je een varkenshaas of een paardenbiefstuk koopt in de supermarkt, mag je er vanuit gaan welke diersoort ervoor is doodgemaakt. Een varken (Sus scrofa) of een paard (Equus ferus). Je hoeft niet bang te zijn dat er een andere onevenhoevige als een tapir of een neushoorn in je supermarktbakje is beland. Als het al een keertje misgaat, en Ikea wat rundvlees in de köttbullar vervangt door het gezondere en vrijwel identiek smakende paard, levert dat een rel op. In het visschap is zulk husselwerk juist de norm.

In de eerste plaats bestaat er regelrechte fraude, waarbij er een andere vis in het doosje of zakje zit dan er op de verpakking staat. In Europa bestaat bij sommige soorten twintig tot dertig procent van het aanbod uit nepperds, in de VS bij een derde van het totale aanbod. Een Frans onderzoek naar de ‘blauwvintonijn’ in restaurants wees uit dat vier van de vijf porties eigenlijk een andere tonijnsoort bevatten.

Vanuit biologisch oogpunt is de andere spraakverwarring nog erger. Hier wordt niet het systeem ontdoken, maar is het systeem zelf fout. Soorten worden bij elkaar op één hoop gegooid. De Atlantische zalm verschilt meer van de vijf Pacifische zalmsoorten dan ons rundvlees van een bizon, maar in de winkel heten de zes verschillende diersoorten allemaal ‘zalm’.

Met haring is het al net zo. De haring die je met drie oktober naar binnen harkt is – als het goed is – een Clupea harengus, maar er worden ten minste drie Clupea-soorten als haring verkocht. Afhankelijk van waar je bent op de wereld gelden nog eens tien andere vissoorten plaatselijk als ‘haring’, waaronder zelfs een zoetwatervis die wij hier houting noemen. Omgekeerd schijnen kleine haringen ook nog wel eens in een blik ‘sardines’ te verdwijnen. De Europese visverwerkingsindustrie stelde eerder dit jaar nog dat meer transparantie over vis ‘tot verwarring bij consumenten en hogere kosten zou leiden’.

Koning der haringen

Drie miljoen soldaten hebben een generaal. Drie miljoen bijen hebben een koningin. Wat hebben drie miljoen haringen? Helemaal niks, maar soms dook er in vissersnetten iets gigantisch op dat de ‘haringkoning’ werd genoemd. Een slangvormige, zilveren vis, die we nu riemvis noemen. Het langste officieel gemeten exemplaar was elf meter lang. Mensen zien ze maar zelden levend, omdat ze op grote diepte leven. Aangespoelde exemplaren gelden in de folklore als teken dat er een aardbeving of een tsunami aan zit te komen.

Keizerrijken

Over de oorsprong van het woord ‘haring’ gaan twee verhalen. De eerste dat de fijne graten ‘harig’ zijn. De ander zoekt het in het Oudhoogduitse h?rinc, waarin de stam ‘heer’ leger betekent, net als in het Nederlandse woord ‘heerschaar’. Haringen komen namelijk voor in grote scholen. Tot miljoenen vissen bij elkaar; volgens de geschiedschrijving waren er dagen dat Zweedse haringvissers niet uit konden varen omdat hun boten vastliepen in de vis. Door de eeuwen heen groeide en kromp de Europese haringstand, en verplaatsten de reuzenscholen zich ineens van en naar andere paaigronden. ‘De scholen kwamen en gingen naar het hun beliefde. Het effect was dat boven water keizerrijken opkwamen of braken’, schrijft visserijhistoricus Mike Smylie in zijn Herring, a history of the silver darlings.

Het machtige handelsverbond van de Hanze – een groep van zo’n zeventig steden, waaronder Deventer en Nijmegen – controleerde elk aspect van de haringhandel, vooral door hele zoutmijnen op te kopen. Door Zweedse vissers gevangen haring ging dankzij de Hanze de hele wereld over, werd geruild tegen Russisch hout. Daarvan bouwden ze schepen om meer haring te vangen. Toen rond 1560 de haringen wegtrokken van de Zweedse kusten, verloor de Hanze langzaam aan invloed.

De Hollanders en de Zeeuwen, uitvinders van respectievelijk het drijfnet en het haringkaken, kwamen juist op. In 1614 klaagde de Britse schrijver Tobias Gentleman dat ‘Holland net zo groot was als Norfolk en Suffolk samen, alles moest importeren, van ijzer tot hout tot graan, maar wel genoeg verdiende om oorlog te voeren met Spanje en tegelijkertijd rijker te worden.’ Dat alles door de haringvangst. Noordzeeharing, waarvan de Britten vonden dat het hún haring was: de Nederlandse haringbuizen lagen zo dicht voor de kust van Norwich dat de mensen daar de vissers hoorden zingen. Er waren drie Engelse oorlogen voor nodig om de Hollanders uit Brits water te houden. Vervolgens duurde het nog tot begin negentiende eeuw voordat de Britten op het idee kwamen om dat haringkaken ook eens te leren, door zes Nederlandse kakers in te huren.

Rijmpje

Hh is van Haring.

‘Haring, Kind, al is hy klein, geeft ons groot gewin:

Daarvan leeft in ‘t Vaderland menig huisgezin (...)

Om de groote bézigheden en winsten van de Haringvischery wordt dezelve de groote visschery genaamd, daar in tegendeel de Walvischvangst de kleine visschery heet.’

Door het oog van de naald

In de jaren zeventig van de vorige eeuw ging het mis met de haring in de Noordzee. Gemotoriseerde boten, ringnetten die een hele school in een keer uit het water trokken, een zwaar gesubsidieerde overkill waardoor er op het dieptepunt van de soort, in 1975, nog maar zo’n 200.000 haringen over waren in de zee. De vissers konden kiezen: of een paar jaar lang de haring met rust laten, of om het hardst de laatste restjes uit zee schrapen. Ze kozen voor het laatste, maar hard en gezamenlijk optreden van de overheden hielp. Van de nationale visvloot werd een groot gedeelte weggesaneerd; veel ‘Hollandse Nieuwe’ wordt in Scandinavië gevangen tegenwoordig. De haring profiteerde van het tijdelijke vangstverbod, krabbelde terug en verkeert nu, na een kleiner dipje in de jaren negentig, weer ver boven de ‘voorzorgsgrens’ van 1,3 miljoen kilo volwassen vis. Ons groot gewin is niet verloren.

Voedselpiramide

Haringen eten plantaardig plankton als ze klein zijn, en dierlijk plankton als ze groter zijn. Ze staan dus lager in de voedselpiramide dan roofvissen als kabeljauw. Er zijn dus normaal gesproken meer haringen dan kabeljauwen, en vandaar ook dat de geuzen tonnetjes met haring kwamen brengen en geen stokvis. De oktoberharing moet overigens nog relatief goed eetbaar zijn geweest: voordat er ijs en vriezers aan te pas kwamen, ging er veel meer zout over de haring dan nu. Naarmate het jaar verder vorderde werd de ingemaakte vis steeds zouter. Het haringseizoen is kort : je moet ze vangen als ze al wel lekker vet zijn geworden, maar voordat ze eitjes gaan leggen: het woord ‘maatjes’-haring komt van ‘maagdjes’-haring.