Achtergrond
De hel van het hospiteren
Het is een vleeskeuring waar je als student niet aan ontkomt: hospiteren. Maar wat werkt het beste? Jezelf zijn, of juist niet? Mare deed drie pogingen, met telkens een ander verhaal.
woensdag 12 augustus 2015
© Illustratie Michiel Walrave

Door Sebastiaan van Loosbroek Eerst maar even de feiten. Het kamertekort in Leiden bedraagt volgens Duwo 1500 tot 2000 kamers. En voor de meeste moet worden gehospiteerd. Ziehier het noodzakelijke kwaad voor dakloze studenten: een vleeskeuring, waarbij je vaak maar een paar minuten hebt om jezelf aan te prijzen. Een paar leugentjes om bestwil om jezelf iets beter voor te doen, kunnen je kansen vergroten. Maar wat doe je als zelfs dat niet helpt? Zou een rigoureuzere aanpak ook werken?

Tijd voor een test: Mare ging drie keer hospiteren, maar telkens met een totaal ander verhaal.

Scenario 1: De rijkeluiszoon

Gang T van Het Klooster, Vrouwenweg 1, 10 m² voor € 280

Dit gemengde huis zoekt een ‘leuke en gezellige mannelijke huisgenoot’. Er komen twaalf personen op af, elf jongens en toch nog één meisje.

Ik draag een overhemd van Ralph Lauren en een kaki broek: ik ben namelijk zogenaamd een stinkend rijke student. Zou dat als pluspunt worden gezien? Tijdens het voorstelrondje steek ik zelfverzekerd van wal. ‘Ik heb een jaar aan de universiteit Nijmegen economie gestudeerd omdat mijn vader dat graag wilde. Is iemand van jullie ooit wel eens uitgeweest in Arnhem, op de Korenmarkt? Mijn vader bezit namelijk alle discotheken daar. Hij wil dat ik ook een ondernemer word. Maar economie beviel me niet. Ik weet totaal niet wat ik wil, maar dat boeit me niet. Ik heb zoveel geld dat ik me voor de rest van mijn leven geen zorgen hoef te maken. Ik ben in Leiden begonnen met de studie Nederlands, lekker makkelijk. Ik deed het ook om mijn vader te fucken, want hij zei meteen dat je daar niks mee kan.’

Sommige aanwezigen lachen. Anderen lijken eerder verbaasd. Een hospitant vraagt me of ik wel van mijn vader hou. ‘Ja ach, hij onderhoudt me financieel. Over vier weken krijg ik een BMW M5 van hem.’

‘No way!’ klinkt het verbaasd vanuit de fusie. ‘Als je zoveel geld hebt’, vraagt een andere bewoner, ‘waarom ga je dan niet in een appartement zitten?’

Shit, dat is een goeie vraag. Ik antwoord dat ik graag met leeftijdsgenoten wil samenwonen. Dat ik rijk ben, betekent niet dat ik niet van gezelligheid hou. Een aantal studenten staart me bevreemd aan. Sommige bewoners maken wederom oogcontact met elkaar.

‘Heb je nog hobby’s?’ vraagt een vierdejaars hoopvol. ‘Zuipen. Hebben jullie vaak een huisfeest? Als jullie een echt gaaf huisfeest willen meemaken moet je mij aannemen, ik zorg wel voor de financiële kant van het verhaal.’

‘Omkoping!’ roept iemand. Het is tijd voor de volgende hospitant om zich voor te stellen. Hopend dat mijn strategie heeft gewerkt, werp ik een quasi-ongeïnteresseerde blik op mijn nieuwe smartphone.

Het valt me op hoe conformistisch de andere hospitanten reageren. Meer ruimte hebben ze niet nodig, zeggen ze, als ze de kamer bezichtigen. Ze roken niet ‘en anders dan doe ik dat wel buiten’. Zou dat de manier zijn om een kamer te krijgen? Is bescheidenheid wellicht een betere manier om te scoren?

Eenmaal op gang vraagt een bewoners wat we op de kale muren zouden hangen als we gekozen worden. ‘Playmates’, antwoord ik. ‘En One Direction voor de dames.’ De bewoonster reageert ietwat beledigd: ‘Jij wordt het sowieso niet.’ Enigszins bezorgd probeer ik de huisoudste, een student van 26, aan te klampen, totdat hij zegt: ‘Je bent arrogant en macho.’

Dit gaat niet goed. Ik probeer het over de softe boeg te gooien en vertel een bewoonster dat ik ‘al dat materiële eigenlijk niet zo belangrijk vind: een gelukkig leven met leuke mensen is veel belangrijker dan geld.’ Ze wendt zich snel tot de hospitant aan haar rechterzijde. Alle kandidaten zijn nu met bewoners in gesprek, behalve ik. Terwijl ik het laatste bodempje bier naar binnen giet, vrees ik het ergste.

Diezelfde avond nog krijg ik een sms’je: ‘Hee lieve hospitant. Het was voor ons heel lastig kiezen omdat je goed bij het huis paste. Helaas ben je het niet geworden. Liefs, Gang T.’

Scenario 2: De geheelonthouder

Klikspaanweg 54, 12 m², € 245

Of ik een biertje wil, vraagt een van de bewoners als ik binnenkom. ‘Doe maar een water’, antwoord ik. Ik draag een groene trui met een V-hals en daaronder een casual broek. Zo neutraal mogelijk.

De sfeer in de fusie is gespannener dan in het vorige huis. Een kring hospitanten, elf vrouwen en één man, kijkt zwijgend om zich heen. De bewoners zitten niet tussen de hospitanten maar achter de kring. Dit wordt geen gezellig borreluurtje, maar een persoonlijke pitch waarin je twee minuten moet knallen.

Ik ben als tweede aan de beurt. Ik stel me voor, zeg mijn leeftijd en roep wat hobby’s. ‘En ik drink geen alcohol. Ik vind het echt niet lekker en het is gewoon slecht voor je gezondheid.’

Ik ben vanavond een geheelonthouder met eigen wil, maar moet natuurlijk niet overdrijven: enthousiasme en gezelligheid gelden immers vaak als doorslaggevende criteria. Dus vervolg ik: ‘Maar ik hou wel van uitgaan hoor! Zie het als een uitdaging. Als jullie mij kiezen, probeer mij dan maar eens aan de alcohol te krijgen!’ Hier en daar wordt gelachen. ‘Dat komt wel goed!’ reageert een bewoner opgewonden.

Volgende ronde. Wat we denken ‘toe te voegen aan het huis’? Mijn concurrenten kunnen ‘goed koken’ of ‘komen uit Brabant en omdat ik met carnaval ben opgegroeid kan ik goed feesten’. Pfff. Ik zeg: ‘Wat ik toevoeg is dat jullie je helemaal lam kunnen zuipen, zodat ik jullie veilig naar huis kan brengen. En als jullie de volgende dag allemaal brak zijn heb ik nergens last van en maak ik een goed ontbijt voor het hele huis.’

‘Tssss.... slijmbal’, bijt een nijdige concurrent me toe.

Nieuwe vraag: wat zoeken we in het huis, en wat juist niet? Ik zeg dat ik gezelligheid zoek en hoop dat er altijd iemand is om mee te chillen. ‘En wat ik niet zoek is een huis dat me de hele tijd gaat feuten omdat ik geen alcohol drink.’ Er valt een stilte.

Na een rondleiding worden we op een van de slaapkamers gedropt. Daar moeten we ons lot afwachten. Een meisje dat hier al eerder heeft gehospiteerd weet dat er straks een paar uitverkorenen mogen blijven borrelen. De rest moet weg. Ik vraag de anderen hoe vaak ze al hebben gehospiteerd. Vier tot negen keer, zeggen ze. Allemaal wonen ze ver weg, dus telkens moeten ze een flinke afstand afleggen. ‘Ik vind het helemaal niet leuk’, zegt een meisje. ‘Ik heb het idee dat ik suf overkom.’

Bewoner Tom selecteert vier meisjes die mogen blijven. Voordat ik vertrek, vraag ik of het feit dat ik geen alcohol drink invloed had. Tom lijkt overvallen door de vraag, maar zegt van niet. ‘Het toont alleen maar aan dat je sterk in je schoenen staat.’ De volgende dag hoor ik van een andere bewoner dat tijdens het stemmen is gezegd: ‘Als je niet drinkt kom je er sowieso niet in.’

Scenario 3: Het feestbeest

Vrijheidslaan 490, 15 m², € 300

Ai, bijna betrapt! Als ik het huis betreed, zie ik een bekend gezicht. Terwijl ik een biertje krijg aangereikt, zie ik dat het meisje me herkent. De deur van de fusie wordt gesloten, en de voorstelronde gaat al beginnen. Straks moet ik hier in mijn I love NY-shirt en rafelige spijkerbroek een feestbeest/technofan/pillenslikker uithangen. En dan gaat zij me ontmaskeren. Met een smoes weet ik haar de gang op te krijgen. Daar blijkt ze gelukkig geen bewoner, maar hospitant te zijn. Ze zal me niet verraden, verzekert ze me. Eenmaal terug dreun ik mijn verhaal op over hoe techno me naar de Randstad lokte, over de geweldige feesten en het genot van goede xtc. Een bewoner vraagt of ik ook rook. ‘Nee, ik blow alleen.’ Gelach.

‘En stel dat je drie dingen mocht meenemen naar een onbewoond eiland?’ ‘Techno, xtc en water.’

Als alle kandidaten (vier mannen, drie vrouwen) zich hebben voorgesteld (standaardriedeltje: hobby’s, uitgaan en studie) gaan de bewoners in beraad. Ik schat mijn kansen deze keer wat hoger in. Welk huis wil nu iemand die ‘heel veel gamet’ en dan ook nog zegt ‘dat zijn deur altijd open staat, al wil dat niet zeggen dat hij vaak bij zijn huisgenoten gaat buurten’? Er zitten alleen nog hospitanten in de fusie. Als ik zeg dat het ‘volgens mij niet een heel actief huis is’ reageert een jongen bozig: ‘Als je dat niet chill vindt, ga dan gewoon naar huis!’

Dat gebeurt jammer genoeg ook. Want ik zit niet bij de drie overgebleven kandidaten. De boze jongen en het meisje dat hoopte op ‘een niet al te actief huis’ gaan door. De normalo’s hebben gewonnen. Ook het meisje dat ik ken, mag niet blijven. ‘Wat een suffe mensen hebben ze uitgekozen’, reageert ze.

Conclusie

Op een gemiddelde hospiteeravond komen zo’n tien hospitanten af. En zelfs daar is vaak al een strenge selectie aan vooraf gegaan. Tijdens mijn zoektocht naar hospiteeravonden op Kamernet ben ik bij sommige huizen bij voorbaat afgewezen, omdat ze ‘zo ontzettend veel reacties’ binnen hadden gekregen. 

Wie toch wordt uitgenodigd, maakt nog steeds nauwelijks kans. Wat me opviel, is dat de meeste studenten zichzelf heel oppervlakkig voorstelden. Ik heb van geen enkele hospitant een bijzonderheid horen langskomen. Er werd er weinig humor gebruikt, geen zelfspot, geen sterke verhalen. Ook op ludieke vragen antwoordde bijna iedereen bloedserieus.

Conclusie van het experiment: jezelf heel basic en risicoloos presenteren lijkt het best te werken. Gelukkig heb ik al een kamer.