Nieuws
Steeds vaker dezelfde uitgevers
Een steeds groter percentage van alle wetenschappelijke publicaties staat in bladen van de vijf grootste uitgevers, blijkt uit een Canadees onderzoek.
donderdag 18 juni 2015

Drie onderzoekers van de Université de Montreal zetten in het wetenschapsblad PLOS One uiteen hoe in de 350 jaar sinds de eerste wetenschappelijke tijdschriften op de wereld kwamen, commerciële uitgevers een steeds groter percentage van de markt verkregen. In 2013 was meer dan de helft van alle publicaties in de databank Web of Science eigendom van Elsevier, Kluwer, Springer, Wiley of Taylor & Francis. In 1973 was dat nog twintig procent.

Tussen de disciplines zitten wel grote verschillen. De sociale wetenschappen zijn het meest afhankelijk van de grote vijf: in sommige vakken staat 71 procent van al het werk in een blad van de uitgevers hierboven. Bij de bèta’s zit het wat lager, mede omdat wetenschappelijke genootschappen als de American Chemical Society en de Britse Royal Society hun eigen bladen uitgeven. Vooral natuurkundigen zijn dankzij hun verenigingen relatief onafhankelijk van de uitgeefreuzen; slechts een derde van hun werk verschijnt daar. Ook de opkomst van zogeheten Open Access bladen (waarvan PLOS One de bekendste is) snoepte wat procentjes af van de grote uitgevers, volgens de Canadezen.

Wetenschappers lijken dus steeds afhankelijker te worden van de vijf bedrijven die het meeste van hun onderzoeksresultaten publiceren. Daar spinnen die bedrijven dan ook garen bij: ze maken niet alleen absoluut meer winst, maar behalen ook steeds hogere winstpercentages.

Op abonnementen die vaak van publiek geld worden betaald, voor tijdschriften die grotendeels op kosten van het publiek worden volgetikt.

De auteurs benadrukken dat in het internettijdperk de functie van de grote tijdschriften vooral symbolisch is – maar ook dat veel onderzoekers zeer afhankelijk zijn van die functie. BB