Studentenleven
Inburgeren: Later als ik groot ben
Talitha de Haene
woensdag 10 juni 2015

Ik zit op de wc in de veel te mooie badkamer naar een glinsterende discobal boven mijn hoofd te staren. Voor mij een dubbele wastafel met een spiegel met kleedkamerlichtjes er omheen, zoals in de films. Naast me een vrijstaand bad met gouden leeuwenpootjes. De houten plankenvloer kraakt walgelijk charmant onder mijn voeten.

Ik ben op bezoek bij een bevriend stel in België. Ze zijn net gaan samenwonen en mijn Lief en ik zijn uitgenodigd in hun nieuwe appartement. Hij werkt fulltime en is ongeveer even oud als mijn werkend Lief, zij is mijn leeftijd en ook nog steeds student. Wat ik verwachtte was een klein maar degelijk appartementje, basically wat wij hebben maar dan uiteraard een stuk lelijker, want wij hebben nu eenmaal een awesome crib waar al mijn vrienden jaloers op zijn. Wat ik niét verwachtte was zo ongeveer het huis van mijn dromen. Twee verdiepingen in een herenhuis met hoge plafonds, een dakterras, echte houten vloeren en een badkamer waar met gemak onze hele slaapkamer in past. Voor minder dan duizend euro per maand. Ik werd er op slag depressief van.

Dit appartement is het soort dat ik altijd al gewild heb, Later Als Ik Groot Ben. Ik kijk in de spiegel in de veel te mooie badkamer en besef dat ik binnenkort voorgoed afstudeer, wat ondanks mijn bescheiden één meter achtenvijftig betekent dat ik al bijna Groot ben. En ik wil ook een grotemensenhuis. Ons appartementje, waar ik altijd zo blij mee was, lijkt ineens maar een triest klein hokje. Een leuke poging.

In de stad wonen betekent dan ook inbinden op je vastgoeddromen. Klein, maar niet piepklein; duur, maar niet peperduur. Voor mid-twintigers is zo’n grotemensenhuis in de stad zo goed als onbereikbaar. Het is allemaal zo duur en gewild dat je automatisch met een achterstand begint. Je moet veel langer en harder sparen dan leeftijdsgenoten buiten de stad, en dan krijg je nog minder. Zo kost ons appartementje van 65 vierkante meter maandelijks evenveel als twee volledige huizen in het Vlaamse provinciestadje waar ik geboren ben. Ik probeer er niet te vaak aan te denken.

In België is het bezoek inmiddels voorbij en ik tracht de jaloezie in mijn stem te onderdrukken wanneer ik onze vrienden nogmaals feliciteer met hun prachtige huis. Eenmaal buiten staan we in een volkomen lege straat. Doodse stilte wordt alleen onderbroken door wat koeiengeloei en de bus die tweemaal per dag langskomt. Een bejaarde vrouw schuifelt langs.

Ik hoor nog net geen krekels die de eenzaamheid illustreren, maar waarschijnlijk zijn ook die al lang geleden uit pure verveling geëmigreerd. Waarheen? Ik gok: naar de dichtstbijzijnde stad.