Achtergrond
'Als het niet werkt, houden we ermee op'
Studenten klaagden in een open brief aan het college van bestuur dat steeds strengere rendementsmaatregelen hen belemmeren bij nevenactiviteiten. Rector Carel Stolker en vice-rector Simone Buitendijk reageren.
Bart Braun
woensdag 3 juni 2015
Rector Carel Stolker en vice-rector Simone Buitendijk tijdens de dies van 2014. © Marc de Haan

Even voor de kijkers thuis: in een open brief aan u klagen de studentenpartijen uit de universiteitsraad dat regels als het bindend studieadvies (bsa) voor het tweede jaar en beperkingen aan herkansingen studenten in de weg zitten. Ze zouden nevenactiviteiten als commissie-, bestuurs- en vrijwilligerswerk bemoeilijken of onmogelijk maken.

Carel Stolker, rector magnificus: ‘Die discussie loopt nu alle kanten op. Ik had liever gehad dat de studenten de dialoog die al liep, voortgezet hadden. Nu bemoeien ineens ook Tweede Kamerleden zich ermee.’

Over hoeveel studenten gaat het eigenlijk? Valt er al iets te zeggen over de gevolgen van het tweedejaars bsa?

Vice-rector Simone Buitendijk: ‘We weten nu niet hoe het na de herkansingen in zomer gaat zijn. De reden dat we het hebben ingevoerd, is dat we zagen dat studenten gemiddeld vijf à tien punten minder halen in hun tweede jaar.’

Stolker: ‘Studenten zeggen soms letterlijk: “Ik ben over”, en vervolgens zag je de overschatting toeslaan.’

Buitendijk: ‘Dus hadden we in Leiden het idee om te experimenteren met een tweedejaars bsa, om het tempo erin te houden. We merkten dat studenten weinig tijd overhouden voor extracurriculaire activiteiten omdat ze zoveel tijd nodig hadden om op gang te komen.’

De klacht is nou net dat ze daar geen tijd voor hebben omdat uw beleid ze opjaagt.

Buitendijk: ‘Dat is precies wat we willen onderzoeken. Als blijkt dat studenten stoppen met dingen naast hun studie, dan zijn we verkeerd bezig. Maar we hebben echt het gevoel dat het niet onhaalbaar is, 90 studiepunten in twee jaar. Als je kijkt hoeveel uren er in een week zitten, dan moet er tijd zijn voor nevenactiviteiten. De universiteit maakt daar ook financiële ruimte voor.’

Stolker: ‘Een paar avondjes per week commissiewerk moet gewoon kunnen. En een volledig bestuursjaar bij een vereniging ook; daar zijn bestuurdersbeurzen voor beschikbaar. Het probleem zit hem juist daartussenin: om bestuur te worden, moet je zichtbaar zijn in een vereniging. Misschien moet het commissiewerk dat daarvoor nodig is, wel wat kleiner.’

‘En misschien moeten er meer beurzen komen. We zijn er over in gesprek. Er zijn nu meer studenten dan een paar jaar geleden, dat betekent ook meer werk voor de verenigingen.

‘Als blijkt dat we genereuzer moeten zijn met de bestuurdersbeurzen, dan zijn we daartoe bereid. In ons nieuwe strategieplan hebben we het belang van verenigingen sterk benadrukt.’

Mare krijgt echter vaak signalen dat verenigingen meer moeite hebben om mensen te vinden voor bestuurs- en commissiewerk.

Stolker: ‘Wij ook. Als studenten het gevoel hebben dat ze worden opgejaagd, moeten we daar wat aan doen. Wij kunnen immers niet in die besturen gaan zitten. En nogmaals: het is een experiment. Als het niet werkt, houden we ermee op. Het is voor ons ook een hoop geregel.’

Buitendijk: ‘Het bsa hangt ook niet als een guillotine boven je hoofd: als je extra tijd nodig hebt wegens bijvoorbeeld ziekte of bijzondere omstandigheden, dan is compensatie gewoon mogelijk.’

Stolker: ‘Bij sommige studies was de uitval echt gigantisch. Dat gaat niet alleen over het niveau, daar is meer aan de hand. We willen studenten structuur geven, en wat beter in de gaten houden.’

Buitendijk: ‘Vergeet verder niet, die rendementsmaatregelen waren onderdeel van een groot en kostbaar plan waarin die structuur en monitoring worden geboden. Daarom is de universiteitsraad er indertijd ook akkoord mee gegaan.’

Met de komst van het leenstelsel betalen studenten steeds meer zelf. Mag wie betaalt niet ook bepalen hoe snel hij of zij studeert?

Buitendijk: ‘Het is echt nog steeds maar een klein gedeelte dat de student zelf betaalt.’

Stolker: ‘En ook voor de komst van het leenstelsel maakten ze al kosten. Het stelsel draagt natuurlijk wel bij aan dat gevoel te worden opgejaagd. Die onrust, daar moeten we in goede gesprekken uit zien te komen. Onze maatregelen zijn juist bedoeld om te voorkomen dat je die vertraging meteen al in het begin oploopt.’