Wetenschap
Een totempaal voor nabestaanden
Tien jaar geleden startte de politie met zogeheten familierechercheurs: politiemensen die slachtoffers en nabestaanden van rampen en misdrijven bijstaan. Dat was hard nodig, zegt de oprichter. ‘Daarvoor gingen rechercheurs met nabestaanden op vakantie.’
Vincent Bongers
woensdag 25 maart 2015
Knuffels die na de ramp met de MH17 in Hilversum zijn neergelegd door nabestaanden. De objecten liggen in een loods van de gemeente Hilversum. © Marco Okhuizen/HH en Ilvy Njiokiktjien/HH

‘De impact van een misdrijf is enorm’, zegt rechercheur Theo Vermeulen (60). Hij stond aan de wieg stond van de familierechercheur en coördineert onder andere de begeleiding van de nabestaanden van de MH17-ramp. ‘Er gebeurt zo ontzettend veel met nabestaanden. Neem bijvoorbeeld een schietpartij met dodelijke afloop. De recherche komt dan binnen in het huis waar het slachtoffer woonde en vertelt aan zijn geliefde of moeder dat hij er niet meer is. Die schok is al enorm.’

Maar dan begint de ellende pas. ‘Een groep politieagenten komt huiszoeking doen en haalt het huis overhoop. Alles wat los kan, maken ze los. En ze nemen van alles mee: computers, telefoons, papieren tot aan begrafenispolissen toe. Alles wat maar informatie kan bevatten over de zaak, wordt naar het bureau gebracht. Als de politie weg is, dan ben je wel een tijdje bezig met het opknappen van het huis.’

En er zijn nog meer navrante zaken waar de familie mee te maken krijgt. Het duurt soms best lang voordat het lichaam van een slachtoffer wordt vrijgegeven. ‘Want dat wordt onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut. Het ligt er dan bijvoorbeeld vijf dagen, terwijl de familie een begrafenis wil. Dan moet jij als familierechercheur uitleggen waarom dat zo is. Als het lukt om rust te creëren, is dat geweldig.’

De familierechercheur bestaat inmiddels tien jaar. Het is een groot succes. ‘We hebben er inmiddels meer dan vijfhonderd opgeleid. Het zijn rechercheurs in zware zaken, die een speciale opleiding krijgen’, aldus Vermeulen. Bij de zedenzaak rond Robert M. en bij de MH17-ramp worden ze massaal ingezet. ‘Het is belangrijk dat de overheid de moeite neemt om iemand die in de ellende zit, te woord te staan. “Mevrouw, hoe gaat het met u? Welke vragen heeft u? We gaan het voor u uitzoeken.” Dat geeft al zoveel rust en vertrouwen.’

Een familierechercheur is er niet alleen om nabestaanden bij te staan. ‘Je bent en blijft een rechercheur. Het is een proces van halen en brengen. Je geeft bijvoorbeeld informatie over wanneer het lichaam van het slachtoffer wordt vrijgegeven. Maar je zit ook in die kamer met de familie en je bent goed aan het rondkijken. Je houdt geen verhoor, maar vraagt wel dingen. Die gesprekken en indrukken beschrijf je in je logboek. Ook bijvoorbeeld: “Ik vertrouw deze persoon niet helemaal.” Alleen de teamleider krijgt dat te zien. De familierechercheur doet zelf geen tactische handelingen, maar signaleert alleen maar.’

Vermeulen legt uit waarom de familierechercheur er is gekomen. ‘In 2000 begon ik als leider van het Landelijke Team Kindermoorden. We onderzochten dertien kindermoorden die na lang rechercheren nog niet waren opgelost. We hadden nieuwe informatie nodig om alsnog tot een doorbraak te komen. We kwamen bij collega’s die al jaren bezig waren met een zaak, soms zelfs langer dan achttien jaar. Ik ging dan al hun dossiers bekijken en dat werd niet gewaardeerd. Ze voelden zich, heel begrijpelijk, bedreigd en waren teleurgesteld dat mijn team zich ermee bemoeide. Hun inzet was groot, maar na zo’n tijd kun je niet meer objectief naar een zaak kijken. Het leidt tot blikvernauwing of zelfs tunnelvisie.

‘Daarnaast zagen we dat de rechercheurs contacten hadden opgebouwd met slachtoffers en nabestaanden van wie ze niet meer loskwamen. Rechercheurs gingen met nabestaanden op vakantie. Of ze bezochten nog steeds de familie op de verjaardag van het vermoorde kind. Dat moet je niet willen, maar het gebeurde. Ze deden dat met de beste bedoelingen. De rechercheurs hadden het heel erg moeilijk met hun rol. Het knaagde aan hen.’

Eind 2004 was Vermeulen betrokken bij het heropende onderzoek naar de Schiedammer parkmoord (zie kader rechts). In 2000 werd in het Beatrixpark in Schiedam de tienjarige Nienke Kleiss vermoord. ‘In die zaak zagen we ook weer dingen die niet goed gingen. Rechercheurs in de zaak werden onvoorbereid aangewezen als aanspreekpunt voor de nabestaanden. Dat is een onmogelijke klus. Het verliep dan ook niet goed.’

De gebeurtenissen tijdens het onderzoek naar de Schiedammer Parkmoord maakte duidelijk dat de begeleiding van nabestaanden een stuk beter kon. ‘Het moest zakelijker’, aldus Vermeulen. ‘Onze bijdrage aan het rapport van de commissie Posthumus, die onderzoek deed naar de justitiële dwalingen in de zaak, was een aardig bommetje. Ik kreeg vervolgens de opdracht om een opleiding in elkaar te zetten.' Zaken als de aanslag in Apeldoorn, de schietpartij in Alphen aan den Rijn, MH17 en de zedenzaak van Robert M. hebben een heftige impact en dat vraagt veel van de rechercheurs. De verbondenheid met de nabestaanden is een gevaar. Vermeulen: ‘Mensen zien je als maatje, als totempaal. Maar je moet ook duidelijk zijn: op het moment dat je kennismaakt, begin je al met afscheid nemen. “Ik ben een tijdelijk aanspreekpunt”, zeg je meteen. Dat is in een zaak als MH17 natuurlijk moeilijk omdat er nog steeds zoveel onduidelijk is.’

‘Ga maar weer koffie drinken’

Hoe gaan familierechercheurs om met het leed waarmee zij worden geconfronteerd? Leidse wetenschappers zochten dat uit.

‘Uit eerder onderzoek bleek dat werken bij de politie een van de meest stressvolle beroepen is’, zegt criminoloog Marieke Saan (25), een van de opstellers van het rapport. ‘Er is altijd veel aandacht geweest voor de geüniformeerde dienst en weinig voor specialistische functies. Familierechercheurs worden geconfronteerd met heftige emoties. We wilden hun mentale gesteldheid in kaart brengen.’

‘We zijn in 2012 begonnen om in de toenmalige politieregio’s familierechercheurs te spreken’, vertelt criminoloog Lidewij Bollen (25) die samen met Saan door het hele land reisde om interviews met familierechercheurs af te nemen. ‘We hadden geen idee hoe zij zouden reageren op ons. Dan vraag je als jonge onderzoeker aan een doorgewinterde rechercheur of hun werk emotioneel belastend is. Maar dat was echt geen probleem. Ze vertelden graag over hun werk.’

Uit het onderzoek, waar Bollen en Saan op zijn afgestudeerd in Leiden, blijkt dat het goed gaat met de familierechercheur. Als er al problemen zijn dan hebben die betrekking op de omgang met leidinggevenden en collega’s. ‘Voor de dagelijkse leiding is het lastig als een rechercheur plots weg is om nabestaanden bij te staan’, zegt Saan. ‘En het is best pittig voor de rechercheurs dat als zij net terugkomen van een emotioneel beladen bezoek, en dan te horen krijgen van collega’s: “Joh, kom je ook weer eens werken.”’

‘Het is een neventaak, maar als er een bom afgaat waarbij slachtoffers vallen, dan komen de familierechercheurs gelijk achter hun bureau vandaan’, aldus universitair hoofddocent criminologie en projectleider Maarten Kunst (36). ‘En voor leidinggevenden is dan niet altijd duidelijk wat de rechercheurs precies aan het doen zijn. Een van de aanbevelingen in het onderzoek is dan ook dat de communicatie wordt verbeterd.’

‘Er kunnen conflictsituaties ontstaan’, zegt recherceur Theo Vermeulen die het door de Leidse wetenschappers geschetste beeld herkent. ‘Soms krijg je opmerkingen als: “Oh, ga maar weer ergens op de bank koffie drinken.” Dat bedoelen die collega’s misschien niet eens zo rottig, maar het is een klote-opmerking’

‘Er is meer bewustwording nodig bij leidinggevenden over wat familierechercheurs precies doen. Dan komt er wellicht ook meer waardering en erkenning voor hun werk’, zegt Bollen.

‘Verder verraste het ons wel dat er zoveel regionale verschillen waren’, vertelt Saan. ‘In Limburg pakten ze het heel anders aan dan in Amsterdam. Een selectieprocedure? Die hebben we hier niet, vertelden ze in Limburg-Zuid.’

‘Niet elke familierechercheur kreeg een intake door gedragsdeskundigen’, vult Vermeulen aan. ‘Dat was niet goed, zelfs kwalijk. Dat doen we nu veel meer. Je hebt politiemensen nodig die de juiste distantie kunnen bewaren en toch gevoel hebben voor de emoties die nabestaanden doormaken. Dat is eigenlijk niet te leren, je moet er feeling voor hebben. Je moet bikkelhard “nee” kunnen zeggen, terwijl je emotioneel gezien “ja” wilt zeggen.

‘Wat absoluut niet mag, is je beloften niet nakomen. Als je iets niet weet, zeg je dat ook. Je kunt het heel druk hebben met een schietpartij of iets anders, maar als jij beloofd hebt om maandag om vijf uur te bellen, dan doe je dat. Of je laat je maatje dat doen. Al is het maar om te zeggen dat je het niet bent vergeten en dat je zo snel mogelijk contact opneemt. De mensen zitten naast de telefoon op jouw belletje te wachten.’

Yolande Kleiss bij de gedenkbank voor haar dochter Nienke, die in 2000, werd vermoord in het Beatrixpark in Schiedam. 

Wel meeleven, niet mee lijden

In 2000 kwam bij de Schiedammer parkmoord de tienjarige Nienke Kleiss om het leven. Haar moeder, Yolande Kleiss, werkt mee aan de opleiding van de familierechercheurs. ‘Dat je emotioneel bent, wil niet zeggen dat je niet kunt nadenken.’

‘Zij hebben een heel belangrijke en ook zware taak’, zegt Yolande Kleiss (54). ‘Je kind wordt vermoord, dat is natuurlijk vreselijk. Maar als je dan ook nog eens heel slecht wordt begeleid, heb je dubbel pech. Wij hebben goede en slechte bijstand gehad. Onze zaak bestond uit twee rondes. Eerst werd de verkeerde dader veroordeeld. Toen hadden we twee rechercheurs die ons heel goed bijstonden.

‘Maar toen in 2004 de zaak heropend werd, moesten we op de radio horen dat er een nieuwe verdachte was. Daar waren we al boos over. Er kwam een nieuw onderzoeksteam. Een van de rechercheurs zei tegen ons: “U kunt maar beter een weekje op vakantie gaan.” Ik was ziedend. Het contact met het team bleef heel erg slecht. Ze hadden geen idee hoe ze het moesten aanpakken.

‘Ik heb toen veel gesproken met Theo Vermeulen over wat wij hebben meegemaakt en dat is in het rapport Posthumus terechtgekomen, over de gerechtelijke dwalingen in de zaak. Theo heeft de schade, die het tweede onderzoeksteam had aangericht, grotendeels hersteld.’

Het is moeilijk om het werk van de rechercheurs in regels vast te leggen. ‘Zelfs iemand die het volgens het boekje doet, kan een slechte familierechercheur zijn. Het is in ieder geval belangrijk dat ze een vertrouwensband met de nabestaanden opbouwen. De rechercheur leeft mee, maar mag niet mee lijden. Families moeten op ze kunnen rekenen. Het is ook belangrijk dat ze hen in hun waarde laten en zich niet autoritair opstellen. Sla geen kleinerende toon aan. Zo van “mevrouwtje, dat gaan wij wel even regelen.” Geef de nabestaanden de ruimte om zelf beslissingen te nemen. Dat je emotioneel bent, wil niet zeggen dat je niet kunt nadenken.

‘Er kwam heel veel op ons af net na de moord. Er speelden plots allerlei zaken waar we totaal niet op waren voorbereid. De massale media-aandacht bijvoorbeeld: journalisten wilden scoren en schreven genadeloos van alles over jou en je kind. De rechercheurs hielpen ons om daarmee om te gaan.

‘We hebben nog drie kinderen. En twee van hen waren ten tijde van de moord ook in het park. En zij zijn ook gehoord als getuige. Het is heel belangrijk dat een familierechercheur oog en oor heeft voor wat kinderen allemaal meemaken.’

Symposium ‘Werken als familierechercheur’

KOG, Lorentzzaal, do 26 maart, 15:00 uur, toegang gratis