Nieuws
Als je begrijpt wat ik bedoel
We zeggen vaak het ene terwijl we het andere bedoelen, schrijft docent taalkunde en taalbeheersing Ronny Boogaart in zijn nieuwe boek Een sprinter is een stoptrein zonder wc. De sturende kracht van taal.
woensdag 11 maart 2015

Wat is er sturend aan het verschil tussen een stoptrein en een sprinter?

‘Het is één ding in de werkelijkheid. De naam “stoptrein” legt de nadruk op de plekken waar de trein stopt. “Sprinter” benadrukt juist de stukken waar de trein wél rijdt. Dat woord roept een heel ander beeld op: van snelheid en dynamiek. “Extra reistijd” is ook zoiets. Daarmee bedoelt de NS gewoon vertraging, maar “extra” klinkt positief en “reizen” op zich ook.’

Kunnen betekenissen daardoor veranderen?

‘Ja, je ziet bijvoorbeeld dat neutrale woorden op een negatieve manier gebruikt worden. Wanneer je iemand uitscheldt voor pannenkoek of homo, bijvoorbeeld. Zo’n woord kan de oorspronkelijke betekenis verliezen. Een grappig voorbeeld vond ik Ferry Doedens, die in Expeditie Robinson moest huilen, en toen zei: “Maar ik ben geen homo.” Juist omdat hij zo uitgesproken homoseksueel is: hij bedoelt hier alleen nog de betekenis “watje”. Net als “tering”: wie dat roept, denkt meestal niet meer aan de ziekte, al is een ziekte op zich natuurlijk ook iets negatiefs. En het pijnlijke van de zaak is dat homo oorspronkelijk ook al als iets negatiefs gezien werd.’

U beschrijft ook de rechtszaak tegen een man die een agent uitschold voor homo.

‘Die zaak was in 2007, toen er alleen nog maar een neutrale betekenis in het woordenboek stond. Maar het was wel duidelijk dat de bedoeling van de man was om te schelden. Daarvoor hoef je het woord niet op te zoeken in het woordenboek, wat de rechter wel deed. Hij sprak hem vrij, terwijl de letterlijke betekenis er gezien de bedoeling eigenlijk niet toe deed.’

Moeten rechters die de Van Dale erbij pakken, voortaan ook uw boek lezen?

‘Dat kan geen kwaad, maar mijn boek gaat over misverstanden waar heel veel mensen gevoelig voor zijn. Als iemand zegt dat hij iets niet létterlijk zo zei, ervaren veel mensen dat als een logisch argument. Bijvoorbeeld toen Wilders vroeg of we meer of minder Marokkanen wilden. Letterlijk was dat slechts een vraag, maar dat is een zwak argument. Het gaat om wat iemand bedoelt.’

Ziet u die sturende kracht van taal ook bij het bonnetje van Fred Teeven en Ivo Opstelten?

‘Dat is een interessant geval. Als zij de waarheid bewust verborgen hielden, houdt de communicatie op. Taal werkt namelijk, omdat we ervan uitgaan dat de ander begrepen wil worden: coöperatief taalgebruik. Het idee van mijn boek is dat we vaak het ene zeggen en het andere bedoelen, maar meestal niet met boze opzet. In de taalkunde is het eigenlijk ongebruikelijk om normatief naar taalgebruik te kijken, maar in mijn boek noem ik wel wat gevallen van leugens en misleiding.’ MVW

Amsterdam University Press, 139 pgs. €9,95