Studentenleven
Wat je mist bij een vakantie
Voor aanvang van je studie, of juist voor je carrière, in een tussenjaar, of een paar weken in de zomer­vakantie: heel wat studenten hangen een poosje ergens ter wereld de weldoener uit. Mare sprak er drie, over voetballen met Braziliaanse sloppenwijkkinderen, knutselen met petflessen in Oman en de democratie bewaken in Bosnië en Herzegovina.
woensdag 18 februari 2015

Blonde haren, veel bekijks

Wie: Marleen Fleers (22, psychologie, foto boven)

Wat: duurzaamheidsactiviteiten in het kader van het

NOUR-project in Masqat, Oman

‘“Is dat niet hartstikke gevaarlijk?” vroegen mensen. “Oman! Daar mogen mannen en vrouwen niet eens tegelijk in de lift!”’, vertelt Marleen Fleers. Afgelopen zomer bracht ze door in Masqat, de hoofdstad van Oman, voor het NOUR-project. ‘Zelf vond ik het ook best eng. Nu is mijn beeld veel genuanceerder. En ik heb gewoon in de lift gestaan met mannen.’

Met een groep Nederlandse studenten werkte ze aan een duurzaamheidsproject.

‘De eerste weken konden we niet zo veel doen. De Ramadan was nog bezig en het leven in heel Masqat stond op een laag pitje. We hebben geflyerd, het strand opgeruimd en een Plastic Day georganiseerd. Daarbij nodigden we mensen uit om plantenbakken en pennenhouders te knutselen van oude petflessen. Er kwamen veel mensen op af. Ze hadden alleen helaas weinig flessen meegenomen.’

Eigenlijk was de bedoeling van het project helemaal niet zo groen. ‘NOUR is opgezet “to bridge the gap between the Middle East and the Western world.” Het zijn projecten ín projecten. Andere deelnemers werkten bijvoorbeeld met gehandicapte kinderen in Tunesië, Jordanië of Marokko. Na afloop, tijdens het re-integratietraject vertellen we over onze ervaringen op scholen.’ Bijvoorbeeld dat ze zich geen moment onveilig voelde. ‘Een hoofddoek droeg ik alleen tijdens een bezoek, dus ik trok buiten wel bekijks met mijn blonde haren. Het is ook niet gebruikelijk om met jongens over straat te lopen, terwijl we wel optrokken met jongens uit Oman, die gekleed waren in een dishdasha.’ De traditionele kleding voor vrouwen heet dan weer een abaya. ‘Het is eerder een jas. Eronder dragen ze vaak een spijkerbroek.’

Kleine dingen waren nog het lastigst. ‘Op een congres kreeg ik een lekkernij aangeboden bij de koffie, iets zoets. Ik pakte het met beide handen aan, maar ze namen het snel terug. Je ene hand mag je daar vanwege onreinheid écht niet voor gebruiken. Beetje ongemakkelijk.’

Behalve een genuanceerder beeld van de wereld, heeft Fleers veel mooie herinneringen aan haar reis overgehouden. ‘Die koester ik heel hard. Twee dagen voor het Suikerfeest bezochten we een familie. We kregen de vraag wat we met het Suikerfeest zouden doen. Nou, nog niks. Dat lieten ze niet gebeuren. Meteen werd er gebeld voor een henna-afspraak en diezelfde avond moesten we nog jurken kopen. Tijdens een vakantie van twee weken krijg je dat niet zo mee.’

Voetbal in de favela

Wie: Judith Jansen (21, rechten)

Wat: voetballen in de favela’s, bij de Cruyff Court in São Paulo, Brazilië

‘Vrijwel alle grote Braziliaanse voetballers komen uit de favela’s’, vertelt Judith Jansen. ‘Doorbreken is de droom van elk Braziliaans jongetje. En van de meisjes ook trouwens.’ Tweeëneenhalve maand werkte ze in 2014 in een favela in São Paulo, als assistent-coach bij een Cruyff Court. ‘Dat zijn voetbalvelden van de Johan Cruyff Foundation, over de hele wereld. In Nederland zijn het vooral trapveldjes. In Brazilië zijn er juist voetbalscholen omheen gebouwd voor kinderen uit de sloppenwijken. Meestal gaan zij óf ’s ochtends, óf ’s middags naar school. Althans: dat is de bedoeling. Het andere dagdeel voetballen ze.’

Ook dat is leerzaam. ‘Ze leren er namelijk de veertien regels van Cruyff: over verantwoordelijkheid, samenwerken, doorzetten en respectvol omgaan met elkaar. Er zijn best kinderen die echt niet kunnen voetballen, maar die er veel opsteken wat van pas komt buiten het veld.’

Jansen verbleef in São Paulo bij vrienden die ze tijdens een jaar in Barcelona had leren kennen. ‘Zij wonen in het rijke deel van de stad en gaan naar privéscholen. In tegenstelling tot in Nederland, leeft het idee van vrijwilligerswerk helemaal niet onder rijke Braziliaanse jongeren. Ze vonden het gevaarlijk en stom dat ik in de favela’s kwam. Ze schaamden zich er haast voor.’

Ze had veel aan de gesprekken met de professionele voetbalcoaches van de Cruyff Court. ‘Die kwamen uit de kleine Braziliaanse middenklasse. Ze keken met een soort objectieve blik beide kanten op.’ Intussen steeg het aantal deelnemende kinderen van tweehonderd tot 320. ‘Voor het eerst hebben we wedstrijden georganiseerd met echte voetbalclubs. De kinderen reageerden zó enthousiast. Met z’n allen stonden ze te schreeuwen om hun team aan te moedigen. Ze vonden het ook heel gaaf om met iemand uit Nederland te voetballen. Robben kennen ze allemaal.’ Met zulke verhalen wist ze haar vrienden een kléin beetje aan te steken. ‘Uiteindelijk vonden ze het wel goed dat ik de favela’s in ging. Maar zelf zouden ze het nog steeds nooit doen.’

En dat is precies waarom Jansen zich alweer oriënteert op vergelijkbare vrijwilligersprojecten. ‘De ongelijkheid tussen verschillende bevolkingsgroepen is wereldwijd zo groot. Daar wil ik graag wat aan doen.’

Fraudegevoelige momenten

Wie: Marije Arentze (23, Europese Studies aan de UvA)

Wat: met AEGEE Leiden op Election Observation Mission in Bosnië en Herzegovina

‘Toen het vliegtuig de landing inzette, boven die grote velden met islamitische graven, wist ik meteen waarom ik daar was’, vertelt Marije Arentze over haar bezoek aan Bosnië en Herzegovina, tijdens de verkiezingen afgelopen herfst. Tijdens een eerdere studie in Leiden werd ze hier lid van de Europese studentenvereniging AEGEE. ‘Ik wilde zo veel mogelijk reizen. En dat is gelukt: Barcelona, Porto, Brussel, Heidelberg, Skopje, Sardinië en Poznan, daarheen zijn we gelift.’

In Bosnië en Herzegovina was ze met een groep studenten als verkiezingswaarnemer, geaccrediteerd door het Bosnisch verkiezingscomité. ‘Er waren ook AEGEE-teams bij de verkiezingen in Oekraïne en bij het referendum in Schotland, als onderdeel van een groot project rond democratie. Dat is een verworvenheid, maar wel een heel kwetsbare. Het vraagt om de medewerking van alle lagen van de samenleving.’ Verkiezingswaarnemers mogen alleen observeren. ‘Dus geen mensen aanspreken. In tweetallen moesten we verschillende stemlokalen langsgaan. Met de bus of tram, soms een eind lopend langs de weg. Een lift aannemen mocht ook niet.’

Intussen zagen ze veel dingen verkeerd gaan. ‘Mensen die met z’n tweeën in een stemhokje verdwenen bijvoorbeeld. Wat erg ingewikkeld was voor veel stemmers, was dat er voor héél veel zaken tegelijk moest worden gestemd. Veel ouderen waren bovendien analfabeet. Een vrouw die voor haar zieke moeder wilde stemmen, raakte angstig toen dat niet mocht. Ze vreesde dat haar stem zou worden misbruikt.’ Ten slotte moesten de studenten de tellingen bijwonen. ‘Die duurden de hele nacht en de deur moest echt dicht blijven. We zaten dus al die tijd opgesloten. Mensen werden moe, begonnen fouten te maken en stapels belandden op de grond. Dat was wel een fraudegevoelig moment.’

Terug in Nederland moesten de studenten een rapport samenstellen voor het OVSE, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa. ‘Zo kunnen we een bijdrage leveren aan de transparantie. Vaak komen bij het OVSE oudere mannen in een pak aan het woord. De visie van jongeren is ook wel eens interessant.’ Positief verrast, beschrijft ze haar eigen indruk. ‘De politieke situatie in Bosnië lijkt vrij hopeloos. De etnische verdeeldheid is vastgevroren, maar vooral jongeren zijn daar ontzettend klaar mee. Wat wij zagen is juist hoe belangrijk mensen democratie vinden. En hoe hard ze er hun best voor willen doen. “Het is zó nodig dat jullie langskomen”, zeiden ze tegen ons.’