Columns & opinie
Opinie: Doe wat je zegt
Leden van de universiteitsraad herkenden het college van bestuur nauwelijks terug in het interview dat Mare vorige week publiceerde. Ze maakten daarom de volgende aan- en kanttekeningen.
woensdag 18 februari 2015
© Taco van der Eb

Zijn wij in een parallel universum beland of is hier sprake van Orwelliaanse newspeak? Die vraag stelden we ons na het lezen van het interview met het college van bestuur in Mare van vorige week. Als universiteitsraad zijn we momenteel namelijk in discussie met het college over een beperking van de toegang tot herkansingsmogelijkheden in het model Onderwijs en Examenregelingen (OERen). Daarin stelt het college zich streng op ten opzichte van studenten.

Het eerste wat opviel was de uitspraak van vice-rector Simone Buitendijk dat zij in relatie tot studenten ‘meer van verleiden dan van dwingen en harde pressie’ is... waarna ze een paar regels later harde maatregelen opsomt die bij Rechten zijn ingevoerd. De tegenstelling tussen die twee uitspraken ontgaat de vice-rector blijkbaar.

De in de laatste jaren door het college voorgestelde en, na een vaak stevig partijtje worstelen met de universiteitsraad, goeddeels ingevoerde onderwijsmaatregelen zijn allemaal van het kaliber dwingen en pressie. Bijvoorbeeld: het bindend studieadvies (bsa) in het tweede jaar, de beperking van het aantal herkansingen, beperking van de geldigheidsduur van tentamens, de deeltoetsen, het studieplan, verplichte scriptieseminars, de tentamenboetes, en de mogelijkheid tot het beperken van het recht tot toegang tot de herkansing. Daarnaast zijn er natuurlijk nog overheidsmaatregelen als beperking van de duur van de studiefinanciering, het invoeren van instellingscollegegeld voor tweede studies en recentelijk het afschaffen van de basisbeurs.

Het college vindt al die maatregelen ‘niet schools’. Maar wij zouden het college willen oproepen te doen wat ze zeggen: introduceer maatregelen die verleiden. Zorg ervoor dat studenten niet steeds meer in een schools keurslijf worden geperst dat docenten en studiecoördinatoren moeten handhaven.

Maar, zo werpt het college tegen, alle bovenstaande door hen ingevoerde maatregelen zijn ‘evidence based’. Daar bestaan nog wel wat twijfels over, en dan niet alleen over de door rector Carel Stolker geroemde invoering van verplichte eerstejaars groepjes bij Rechten die er toe geleid zouden hebben dat studenten nu allemaal samen gaan eten, op wintersport gaan en tentamens voorbereiden, of over de stelling van de vice-rector: ‘het meeste gemopper hoor je van studenten die maatregelen wél nodig hebben’.

Bij individuele onderdelen is er wel een positief effect van deze maatregelen in de wetenschappelijke literatuur te vinden, al zijn er ook studies die daar minder positief over zijn. Het is opmerkelijk dat als de interviewers referen aan het in diezelfde Mare (11 februari) beschreven promotieonderzoek dat aantoont dat het stapelen van maatregelen om het studierendement te verhogen onverstandig is, het college haar beleid niet heroverweegt. Buitendijk stelt zelfs glashard: ‘Wij stapelen niet.’ Alsof er bij maatregelen een verschil zou zijn tussen naast elkaar en op elkaar. De net gepromoveerde Leidse onderwijskundige stelt letterlijk: ‘Het Leidse college stapelt maatregel op maatregel in de hoop de rendementen op te krikken’. Dat is de evidence base waar we naar zoeken.

Uit het interview spreekt ook een zekere laatdunkende houding ten opzichte van de motivatie van studenten, die ‘worden lui gemaakt door een bepaald systeem’. Het is dus nodig om het systeem zo te maken dat studenten niet meer ‘lui’ kunnen zijn.

Het voorbeeld dat het college geeft zijn, wederom, de maatregelen bij Rechten, die blijkbaar het referentiekader vormen. ‘Zij moeten onmiddellijk letterlijk bij de les gehouden worden.’ Waarna een aantal dwangmaatregelen worden opgenoemd in de propedeusefase. Helaas blijkt in de praktijk dat dit soort maatregelen niet leiden tot een andere opstelling van studenten in hun tweede jaar, waar ze massaal wegblijven van colleges - een probleem dat je bij opleidingen met een minder dwingende structuur zelden ziet.

Blijkbaar zijn buitenlandse studenten, die het allemaal beter zouden doen, het voorbeeld voor het college. ‘Zij brengen juist een ander studie-ethos met zich mee.’ Wij vragen het college om haar vertrouwen in de motivatie van studenten om te zetten in actie.

Als laatste roepen de opmerkingen over werkdruk vragen op, een probleem dat in het instellingsplan nauwelijks wordt benoemd. Na ruiterlijk te erkennen dat de universiteitsraad dit heeft aangekaart, merkt vice-collegevoorzitter Willem te Beest op dat de verhouding studenten-docenten is verbeterd. Dat is als je met een heel-korte-termijn-bril kijkt misschien juist, omdat Leiden in de laatste jaren veel extra studenten en daarmee geld heeft aangetrokken. Wetenschappelijk onderzoek heeft echter aangetoond dat die ratio vanaf de jaren zeventig steeds slechter is geworden.

Te Beest zoekt de oorzaak van het probleem van werkdruk verder in de ontwikkeling van de digitale snelweg. Stolker erkent wel dat er ook andere werkdrukverhogende ontwikkelingen zijn, maar die liggen dan weer vooral buiten de universiteit bij subsidieverstrekker NWO en in Brussel. Hij verwijst naar de gouden tijd toen hij zelf als wetenschapper begon. Toen werden docenten tussen half juni en september nooit lastig gevallen en hadden ze alle tijd voor onderzoek.

Het zou mooi zijn als de universiteit er naar streefde de genoemde problematiek in de context van de moderne wereld te adresseren, en zoals met alle hier boven genoemde zaken leeft naar zijn eigen stellingen: practice what you preach.

Namens de universteitsraadfracties: Joost Augusteijn (Abvakabo), Gareth O’Neill (PhDoc), Sander van Diepen (Bewust en Progressief), Marc Hogenhuis (Lijst Vooruitstrevende Studenten)