Columns & opinie
Column: Mijn allereerste citatie
woensdag 15 oktober 2014

Als wetenschapper wil je maar één ding. Citaties. Tientallen citaties. Honderden citaties. Genoeg citaties om een pakhuis mee te vullen en in rond te zwemmen. En zelfs als je ze niet wil, wil je ze alsnog. Want met een lage citatiescore ben je geen echte wetenschapper.

Op dit moment staat mijn teller op 1.

Daarom was ik heel blij toen ik door twee verschillende onderzoeksgroepen werd gemaild over een van mijn papers. Ze waren bezig met het repliceren van mijn werk en hadden wat vragen.

Het is natuurlijk prachtig dat iemand mijn werk wil repliceren, om daar vervolgens op voort te borduren. Dit geeft je het gevoel dat je iets nuttigs hebt gedaan voor de wetenschap, en misschien zelfs de wereld, etcetera etcetera.

Maar vooral: vele citaties liggen mij in het verschiet. Fantastisch.

Het enige probleem waren de vragen. Onderzoeksgroep A wilde beleefd weten of ik misschien niet een fout had gemaakt in de getallen bij mijn supplementary information. Onderzoeksgroep B snapte überhaupt niet hoe ik precies tot mijn resultaten kwam.

Probleem A: zo ver ik kan zien, heb ik inderdaad een fout gemaakt (gelukkig klopte het artikel zelf wel gewoon). Probleem B: ik gebruikte toentertijd een obscuur stukje software waarvan ik me nauwelijks meer herinner hoe ik het precies gebruikt heb.

Beide problemen komen de heilige reproduceerbaarheid van mijn werk niet ten goede. Een kleine rondvraag bij collega’s leert dat dit een algemeen probleem is. Het is verdomd lastig om anderen jouw werk te laten nadoen. En wat betekent dat? Maakt het je een slechte wetenschapper, of krijg je gelijk het label fraudeur opgeplakt?

De universiteit zit blijkbaar ook met dit probleem in haar maag, al is haar onbeholpen poging om te helpen als vanouds compleet overbodig. Ik stel me voor dat ergens in een tochtige kelder een ‘werkgroep integriteit en transparantie’ maanden aan het denken was over hoe ze de wetenschap reproduceerbaarder kunnen maken. Welnu beste werkgroepmedewerker, als je dit leest, weet dan dat het resultaat van dat harde werken deze prachtige e-mail van onze directeur was:

‘I would like to inform you that, due to recent policy, from now on all PhD students are required to present their raw research data on a CD-ROM or USB stick to their supervisors after finalizing a scientific article. In addition you are required to keep a so called “log book” of your fieldwork. In this logbook you note from day to day the type of fieldwork or lab work that you have implemented as part of your research.

Een e-mail die mijn kamergenoot met de woorden ‘Flikker toch op met je logboek’ onmiddellijk weer delete.

Los van het feit dat de universiteit blijkbaar denkt dat PhD’s meer geneigd zijn te frauderen dan de rest van de wetenschappelijke staf (en nog aan cd-roms doen!), is een dergelijk algemeen logboek complete onzin. En ruwe data had ik braaf als supplementary information bij het artikel gepubliceerd, maar daar zat dus een fout in. Onderzoeksgroep B was niet eens zo ver gekomen dat ze die fout ontdekte.

Nee, het beleid van de universiteit is niets meer dan een bureaucratische manoeuvre onder het motto ‘OMG! Diederik Stapel heeft gefraudeerd! Everybody look busy!’

Vervolgens zit ik nog steeds met het probleem dat mijn werk blijkbaar moeilijk te reproduceren is. Zelfs voor mij. Data is geen magische substantie waar *plop* wetenschap uit verschijnt. Voor een buitenstaander is het vaak een zooi gegevens waar geen touw aan vast te knopen valt. Nu ben ik dagen, misschien wel weken, bezig om uit te vogelen hoe anderen mijn gegevens kunnen gebruiken. Voor de wetenschap. En de referenties. Is die citatiescore toch nog ergens goed voor.

Benjamin Sprecher

is promovendus bij het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden