Achtergrond
Ik laat me niet wegjagen
Rechtendocent en voorzitter van de examencommissie Arthur Elias kreeg een strop opgestuurd en meerdere doodsbedreigingen. Er vloog een steen door de ruit en een verfbom tegen de gevel. Een verdachte student is vrijgesproken. ‘Als slachtoffer sta je er toch anders in dan als jurist.’
Vincent Bongers
woensdag 3 september 2014
© Michiel Walrave

‘Juist op de avond van de uitspraak, begin augustus, hoorde ik een enorme knal. We zaten meteen rechtop in ons bed. Mijn echtgenoot heeft zich snel aangekleed en is naar buiten gegaan. Vlakbij bleek een vuurwerkbom te zijn afgegaan. Hoewel de verdachte al een jaar eerder was gearresteerd, sta je dan wel weer helemaal op scherp.

‘Ik heb me vooraf nooit gerealiseerd hoe heftig bedreigingen zijn. Het ergste is dat je je niet meer veilig voelt in je eigen huis. Je schrikt van geluiden die je normaal niet eens opvallen. Dat is heel confronterend.

‘Ik kreeg brieven met bloedvlekken en foto’s van de vermoorde Theo van Gogh. Na de tweede brief heb ik aangifte gedaan. De dames achter de balie van het politiebureau kennen me inmiddels. “Oh, daar bent u weer”, zeiden ze dan. “Wilt u een kopje koffie? U zult het wel nodig hebben.” De laatste brief, uit april 2013, was meer een pakketje. Toen de politie de envelop opende, bleek er een geknoopte strop in te zitten. Dan schrik je wel natuurlijk.

‘De universiteit had ons al eerder een tijdelijke verblijfsplaats aangeboden. Maar daar zijn we niet op ingegaan. Kom nou, we gaan niet op de vlucht. Ik heb toen ook besloten om nog een jaar aan de universiteit te blijven werken. Dat was ik eigenlijk toch al van plan maar door de bedreigingen besloot ik: “Nu blijf ik zeker. Ik laat me niet wegjagen.”

‘Toen het huis werd beklad, hebben we wel onze hond Sira, een boxer, een week elders ondergebracht. De gevel zat helemaal onder eierschalen en witte verf. Er was duidelijk hard aan gewerkt.

‘In december vloog er een steen door de ruit. Het was Eerste Kerstdag 2012. We hadden net de kalkoen op toen ik lawaai in de keuken hoorde. Ik dacht: “Wie gooit daar al die borden op de grond?” Maar het bleek dat er een grote kei door het raam was gegooid. Dat was heel naar natuurlijk. Er waren kleine kinderen bij. Toen we naar buiten liepen, was er toevallig net een politieauto in de buurt. De agenten hadden een auto een verdachte manoeuvre zien maken en probeerden deze te onderscheppen. Dat lukte uiteindelijk niet.

‘Het is een akelig gevoel dat we in de gaten zijn gehouden. Ze hebben ons geobserveerd en zijn aan huis geweest. Ik spreek over “ze” omdat ik niet uitsluit dat de verdachte hulp heeft gehad. De eerste brief kwam bij ons in de bus, later kwamen de brieven per post. En ze zijn nog minstens twee keer bij ons geweest: voor de verfbom en de steen - twee zaken die buiten het proces zijn gebleven. Er is gewoon geen bewijs dat de brievenschrijver ook achter de steen en de verfbommen zit. Hoe gek dat ook klinkt uit mijn mond: dat is een reëel argument. Zelfs als die steen mij, of erger, een van de aanwezige kinderen had verwond, had dat voor de zaak niet uitgemaakt. De kei is overigens vernietigd.

‘Onze buurt is een dorp. Mensen in de wijk komen bij ons aan de deur met een fles wijn en vragen hoe het met ons gaat. Aan verhuizen denken we dan ook absoluut niet. Dat lost ook niets op. Bovendien vinden we ons huis veel te mooi. We hebben ook enorm veel steun gehad van de universiteit. De decaan, de rector en de manager beveiliging hebben er alles aan gedaan om ons te helpen. Zo hebben zij er bijvoorbeeld voor gezorgd dat er camera’s zijn opgehangen bij ons huis. De dienst die de universiteitsgebouwen in de gaten houdt, reed ’s nachts ook bij ons langs. Bij de faculteit zijn maatregelen genomen. Te gek voor woorden allemaal, eigenlijk heeft het iets absurds natuurlijk.

‘Als ik afstand van mijn eigen zaak neem, vind ik het mooi dat iemand niet alleen op vermoedens veroordeeld kan worden. Ik ben jurist en gelukkig hebben we een onafhankelijke rechtsspraak in dit land. Als er niet genoeg bewijs is dan wordt een verdachte vrijgesproken. Als slachtoffer sta je er toch anders in. Er is niemand veroordeeld. Dat is onbevredigend.

‘Met de vrijspraak was ik niet blij, maar het sloot wel een periode af. We hadden de bedreigingen achter ons gelaten. Bij een nieuw proces komt het allemaal weer boven. Maar nu het Openbaar Ministerie duidelijk genoeg aanknopingspunten ziet voor een hoger beroep (zie kader), denk ik: “Laat het Gerechtshof nu maar haar oordeel geven.” Uiteindelijk is dat toch het prettigst.

Hoger beroep in bedreigingszaak

Deze zomer werd een 43-jarige Leidse rechtenstudent die ervan wordt verdacht hoofddocent rechten Arthur Elias met de dood te hebben bedreigd vrijgesproken. De officier van justitie gaat nu in hoger beroep.

Van augustus 2012 tot en met april 2013 werden bij het huis van de universitair hoofddocent rechten en voorzitter van de examencommissie propedeuse en master in het centrum van Leiden negen brieven bezorgd met teksten als ‘Wij zullen wraak nemen en jouw kut leven kapot maken’ en: ‘Ik geniet van jouw angstige gezicht, jij staat met een been in het graf.’ Ook werd de deur van zijn huis beklad en vloog er een steen door het raam.

De in 1970 in Iran geboren M. K. werd verdacht van de bedreigingen. De rechtbank sprak hem in augustus vrij. Uit het vonnis blijkt dat er sprake is ‘van ernstige verdenkingen tegen de verdachte maar dat overtuigend bewijs om hem te veroordelen ontbreekt’.

K., woonachtig in Wassenaar, studeerde een aantal jaar rechten in Leiden en had regelmatig met examencommissievoorzitter Elias te maken. Hij werd een jaar geschorst vanwege fraude bij een tentamen. Ook kreeg hij een negatief studieadvies.

Het vermoeden dat K. de dader kon zijn, rees omdat de bedreigingen vaak kwamen rond belangrijke momenten in de zaken die speelden tussen K. en de universiteit.

Op de laatste dreigbrief die Elias ontving, waren twee kinderpostzegels geplakt. Op een van deze zegels zat DNA-materiaal van K.. Ook pasten de twee zegels mogelijk in een aangebroken vel dat in het huis van de verdachte werd aangetroffen. K. verklaarde tijdens de zitting in juli dat hij de ontbrekende zegels op de brieven aan een tweetal instanties had geplakt. Volgens de rechter is op grond van het dossier deze verklaring niet te weerleggen omdat er ‘geen onderzoek is gedaan waaruit blijkt dat de gebruikte postzegels daadwerkelijk afkomstig zijn uit het vel dat bij de verdachte is aangetroffen’.

Voor de aanwezigheid van zijn DNA op de postzegel had K. ook een verklaring. Hij had zijn agenda met daarin de postzegels meegenomen naar de rechtenfaculteit. Daar was hij de agenda verloren of misschien was deze zelfs wel gestolen. Iemand anders heeft toen die postzegels gebruikt op die brief, stelde K..

De rechter constateert dat het scenario dat K. schetst op grond van het dossier niet is te weerleggen. ‘Bovendien is enkel op de beeldzijde van één van de postzegels DNA van verdachte aangetroffen’, aldus de rechter. ‘De rechtbank kan niet vaststellen of de plakzijde van de postzegels is onderzocht en wat het resultaat van dit onderzoek is geweest. ’

Elias: ‘De rechter zei in het vonnis dat het onderzoek naar de postzegels beter kan. Het Openbaar Ministerie gaat nu aan het werk.’