Columns & opinie
527: Syri
Zo’n 120 Nederlandse jongeren zijn naar Syrië vertrokken om er te gaan vechten. Daan Weggemans van het Centre for Terrorism & Counterterrorism stelde met collega’s twee profielen van Europese jihadisten samen: Daan de bekeerling en Driss de stadsallochtoon.
Petra Meijer
woensdag 3 september 2014

Wie zijn Daan en Driss?

‘Veel mensen denken dat je radicaliserende moslimjongeren kunt herkennen aan hun kleding, baarden of frequente bezoeken aan de moskee, maar zo overzichtelijk is het niet. De verhalen van Daan en Driss laten zien welke complexe factoren er bij radicalisering een rol spelen. Daan – die naam was een ideetje van mijn baas – is vrij stil en veel op zichzelf. Hij is geen snelle jongen, en als zijn vader overlijdt begint hij te spijbelen. Hij bekeert zich tot de islam. Driss is daarentegen opgegroeid als moslim en staat goed bekend in de buurt. Als hij betrokken raakt bij een overval, valt zijn vriendengroep uit elkaar en radicaliseren de jongens.’

Waarop zijn die profielen gebaseerd?

‘De verhalen zijn opgebouwd uit waargebeurde elementen. We hebben verschillende mensen uit de directe omgeving van vijf Syriëgangers geïnterviewd. Het was lastig om respondenten te vinden. We weten niet altijd wie de Syriëgangers zijn en soms willen mensen niet over het onderwerp praten.’

De complexe factoren baseren op slechts vijf personen, is dat niet tegenstrijdig?

‘Natuurlijk kun je zeggen: we doen het niet, want het is niet representatief. Maar we willen met deze verhalen ook niet suggereren dat er een lijst met vaststaande indicatoren voor radicalisering is. Dé Syriëganger bestaat niet, maar er zijn opvallende kenmerken die vaak terugkomen. Bijna alle radicaliserende jongeren raken bijvoorbeeld geïsoleerd van hun omgeving. De verhalen van Daan en Dries zijn illustratief bedoeld. Het is een exploratieve studie om het fenomeen beter te kunnen begrijpen.’

Waarom zijn deze profielen gemaakt?

‘We merken dat sommige ouders, politieagenten, docenten en jongerenwerkers niet goed weten waar ze op moeten letten. Op baarden letten heeft bijvoorbeeld geen zin. We zien dat radicalisering nu ook in kleinere dorpen speelt, dus de informatie wordt ook daar verspreid. Tegelijkertijd zijn er ouders die elke nacht voor de deur van hun kind slapen, uit angst dat ze zullen vertrekken. De verhalen worden daarom ook vertaald in het Arabisch. Deze ouders moeten weten wat er kan spelen en waar ze terecht kunnen voor hulp.’

Waarom is het een probleem dat jongeren in een ander land willen vechten?

‘En vraag die ook veel van de jongeren stellen. “Waarom laat Nederland ons niet gaan? Ik lever mijn paspoort in en beloof niet terug te komen.” Vanuit het perspectief van de overheid is er namelijk de angst dat Syriëgangers terugkomen en in Nederland een aanslag zullen plegen. Juridisch gezien is er nog een bezwaar, namelijk dat de overheid niet wil dat Nederlandse staatsburgers mensen in een andere staat doden.’

Is dat de angst voor zulke aanslagen reëel?

‘Dat weten we niet. We volgen jongeren in Syrië op Facebook. Ze zijn naar eigen zeggen bezig een staat te stichten, Assad te verdrijven of een religieuze strijd te voeren, maar ze lijken niet zozeer bezig met het Westen. Als het Westen zich meer met de strijd gaat bemoeien kan dat natuurlijk veranderen.’