Nieuws
Universiteit wil kunstwerk niet
Een jonge kunstenaar hoopt via een referendum zijn werk alsnog in het Academiegebouw te krijgen.
woensdag 14 mei 2014

Wie de trap oploopt in het Academiegebouw, komt langs een muurschildering, de Gradus ad Parnassum. Student Victor de Stuers maakte hem in 1865. Vervolgens kom je bij een blauw koord dat duidelijk maakt dat je af moet slaan als je een promotie- of andere plechtigheid bij wil wonen.

De trap gaat echter nog verder. Ergens vorig decennium werd besloten dat ook daar een kunstwerk moest komen, als modern antwoord op het werk van De Stuers. Daar werd een wedstrijd voor uitgeschreven, en uiteindelijk kwam daar in 2008 uit dat kunstacademiestudent Adam Uriel het zou gaan doen. De Stuers tekende een beginnend student; een blanke man, want zo ging dat in 1865. De student weerstaat de verleidingen van het studentenbestaan, en op de laatste muurtekening studeert hij af. Uriels ontwerp gaat uit van een Aziatisch meisje dat haar familie gedag zegt, naar de andere kant van de wereld reist om te studeren en daar de liefde vindt.

Het gebouw werd gerestaureerd, Uriel studeerde af, er kwamen dingen tussen en vervolgens was het bijna zes jaar later. Tijd om het werk eens af te maken. Alleen is kunstenaar Uriel van nu niet meer de student van toen. ‘Ik beschouw mij nu als volwassener, en ik heb inmiddels een sterkere oplossing voor wat ik wilde bereiken dan in 2008.’ Waar de eerste delen van zijn werk in gewassen inkt waren gedaan, en het zwart-wit van De Stuers aanhouden, bevat deel drie – nog niet helemaal af - ook kleur en driedimensionale effecten. Deel vier zou dat ook gaan doen.

Zou, want het Academiegebouw bedankte ervoor. Prof. Willem Otterspeer van het Academisch Historisch Museum: ‘Adam is als kunstenaar inmiddels zover geëvolueerd dat er geen common ground meer was. Het is een zeer begaafde jongen, maar we hadden iets afgesproken. ’

Uriel: ‘In kunstkringen zijn de marges ruimer, en gaat het om vertrouwen op de visie van de maker. Er is inderdaad een breuk met het eerste deel. Maar er is ook de continuïteit van de Aziatische beeldtraditie die ook in de eerste afbeeldingen zit. In Azië wordt ook veel gewerkt met reliëf, in jade bijvoorbeeld. Die overgang geeft meerwaarde aan het werk als geheel.’

Otterspeer: ‘Wat hij nu wil doen, staat te ver van wat wij voor ogen hadden, van het werk van De Stuers en van het Academiegebouw. Hij ziet zichzelf als vrij kunstenaar, maar je hebt hier gewoon te maken met opdrachtgevers.’

Uriel vindt het merkwaardig dat één of twee mensen de macht hebben om een kunstwerk voor de hele universiteit te dwarsbomen, en pleit voor een stemprocedure: ‘Ik wil een democratische, universiteitsbrede stemmingsprocedure opzetten. Aangezien het academiegebouw van iedereen is, lijkt dit mij de beste, mooiste en ook enige juiste oplossing.’

Otterspeer: ‘Hij hoopt nu via een plebisciet gedaan te krijgen dat zijn werk er toch komt. Ik vind dat je referenda moet houden over essentiële zaken, niet over iets als dit, dat ook sterk door de traditie bepaald is.’ Als het er toch van zou komen? ‘Dan ga ik er niet meer over, hoop ik.’ BB