Studentenleven
Mijnheer de Professor: Tinderende liefde
woensdag 14 mei 2014

Sanders, wat doe je jezelf aan? Je leven was zo rustig. Zo overzichtelijk. Zo senang. Gewoon, een moestuintje, een pijp, een leunstoel, een stapeltje Couperus. En dan af en toe een roedel puistenkoppies op een ‘werk’-college vertellen hoe de wereld der flora in elkaar zit. Maar nee, je bent erin gestonken, in die verleiding van het avontuur. Zelfs Oegstgeest is niet meer veilig. Sukkel!

Het begon op de verjaardag van mijn neefje, begin april. Het jochie is mijn poort naar de digitale wereld en had me na een Facebook-account nu ook een ‘smartphone’ aangesmeerd. Tussen de colaboeren door installeerde het ADHD’ertje een paar ‘ebs’ voor me. ‘Kijk, oom Dési, dit is Tinder!’ Een klik, een veeg, en daar verschenen de foto’s op mijn scherm. Getatoeëerde meneren met biceps en bier, blonde mevrouwen met negertjes op schoot, een columniste van Mare. Al gauw had ik door dat naar links vegen een afkeuring betekende. Logisch eigenlijk - linksig, sinistra, ook in de politiek staat het voor de zwakste schakel. Plots verscheen het decaantje in beeld, in een beige driekwartbroek en in zijn armen een gigantische snoekbaars - het kon z’n broertje zijn, precies dezelfde ogen althans. Gauw een veeg naar links.

De dagen erna was ik gegrepen. Elk vrij ogenblik nam ik de lusttelefoon ter hand en veegde van links naar rechts en van rechts naar links. Ook tijdens het poepen - zelfs tijdens de nachtelijke onanie. Mijn duim deed er pijn van. Philip Roth zei ooit eens dat niet zozeer de roman, het boek, ‘dood’ is - maar dat de ‘lezer’ langzaamaan verdwijnt. Niet langer zitten we een avond in een stoel, gebogen over het papier: we kijken naar het scherm.

Zo overkwam ook mij. Zoals de weerspiegeling van de zon in de simpelste kralenkettingen de inboorlingen in de Oost verleidde om al hun schatten prijs te geven aan westerse avonturiers, zo werd mijn ziel in beslag genomen door het LCD-scherm. En toen. Op een van de avonden - nachten - waarop ik aan het tinderen was had ik een match.

‘Heeeeej meneer Sanders!’ Ik verstijfde. Eén van mijn studentes, een eerstejaars. Stiekem had ik wel eens naar haar gelonkt. 18. Ontluikende seksualiteit vonkend achter klonterige meisjeswimpers. De verboden vrucht. Het gifmengsel dat je niet kan laten staan. ‘Geen mens is een eiland, in zichzelf besloten’, schreef ik verontschuldigend terug. ‘Wat praat u toch altijd apart’, aldus het bloeiende meisje. O Mensch! Met trillende vingers typte ik mijn huisadres in en smeet toen mijn smartphone in het haardvuur. De bal lag bij haar.

Vraag nooit voor wie de doodsklok luidt; zij luidt voor jou.

D.M. Sanders is permanent gastdocent en deelt geregeld zijn ervaringen. Hij is dankbaar voor de niet-aflatende steun via d.m.sanders@mail.com en Facebook.