Columns & opinie
Column: Plaatsvervangende cultuurschok
donderdag 17 april 2014
Dit is wat je krijgt als je googlet op 'gekke Japanse shit'. We hopen dat Benjamin leert hoe hij dit moet duiden, nu hij in Tokyo zit.

Op moment van schrijven zit ik precies twee weken in Tokyo, alwaar ik vier maanden onderzoek zal doen. Wát ik ga onderzoeken, daar ben ik nog niet helemaal over uit. Het zou natuurlijk voor de hand liggen om aan mijn promotie te werken. Maar anderzijds, zo vaak ben ik niet in Japan, en die rare Japanse shit die je op internet tegenkomt, is op z’n minst net zo interessant.

De University of Tokyo is in ieder geval duidelijk: het eerste wat ik overhandigd kreeg was een pasje waarmee ik na 23:00 en in het weekend toegang tot mijn kantoor had.

De universiteit zelf is overigens minder anders dan ik verwacht had. Zo kan ik met mijn twee Japanse kamergenoten beter communiceren dan met de twee Chinezen die ik in Leiden achterlaat, en bij de Starbucks op de campus verkopen ze stroopwafels. Ik kan hier prima aarden, wil ik maar zeggen.

Mijn moeder leidt ondertussen aan plaatsvervangende cultuurschok. Toevallig was begin deze week Pesach, een van de vele Joodse feestdagen waarop we eerst even memoreren hoe men poogde ons ganse volk uit te moorden, waarop we vervolgens met zijn allen heel veel gaan eten.

Mijn ouders waren zo ontzet over het feit dat ik deze keer niet thuis was, dat ze mij via een klassieke Oost-Europese guilt trip zo ver kregen om aan te schuiven bij de Pesach-viering van de Chabbad Lubovich; de grootste aftakking van de ultra-orthodoxe gemeenschap, waar je altijd en overal ter wereld bij kunt langskomen voor een goede dosis jodendom.

En het was fantastisch. Een grote zaal, waar de rabbijn samen met een handjevol medestanders probeerde een dienst te voeren terwijl iedereen er doorheen praatte, kinderen tussen de tafeltjes door renden en de obers regelmatig extra flessen wijn op tafel zetten. Ook al kende niemand elkaar, binnen vijf minuten was iedereen cynische grappen aan het maken over het vredesproces met de Palestijnen. Mijn tafelgenoot werkte voor Goldman-Sachs. Net als thuis.

Tussen alle expats, toeristen en immigranten zaten ook een paar rasechte Japanners. Allemaal vrouwen, ooit beland in een relatie met een buitenlander, toen geconverteerd naar het jodendom en getrouwd. In die volgorde natuurlijk.

Je hoort wel vaker dat Japanse vrouwen een westerse man scoren omdat ze doodongelukkig worden van de gemiddelde Japanse man. Nu lijkt het mij dat als je aan je eigen restrictieve en uitermate vrouwonvriendelijke cultuur probeert te ontsnappen, het laatste wat je zou moeten doen een orthodoxe jood trouwen is, maar goed.

Een van hen, Kazuyo, vertelde mij hoe ze eerst anderhalf jaar bij de Israëlische familie van haar man had gewoond, terwijl hij in Tokyo bleef werken. Toen ik haar vroeg hoe het was om als Japanse joods te worden, vertelde ze: ‘Judaism has so many rules compared to Japanese culture. Big rules, small rules. Some of them make sense, some don’t. If you don’t do them every day, you forget. It’s easier to be a jew in Israel. Here in Japan, we do our best.’

De rabbijn voegde daar aan toe: ‘Here in Tokyo, we live very comfortably. But we don’t really interact with the Japanese. Just like all the other foreigners for that matter. We all live in a comfortable bubble.’

Deze wijze woorden waren precies wat ik nodig had. Hoewel het wonderbaarlijk is dat ik aan de andere kant van de wereld in een groep willekeurige mensen terechtkom en me daar helemaal thuis voel, alleen maar omdat we dezelfde culturele achtergrond hebben, is dat niet waarvoor ik naar Tokyo ben gekomen.

Ik wil rare Japanse shit.

Benjamin Sprecher is promovendus bij het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden