Nieuws
Wel volgens de wet
Het ministerie van onderwijs is het niet eens met de kritiek van jurist Peter Kwikkers op minister Bussemaker. Zij heeft de Tweede Kamer niet onjuist geïnformeerd over het vervallen van tentamencijfers, aldus voorlichter van het ministerie Michiel Hendrix.
donderdag 3 april 2014

In een brief aan de Tweede Kamer maakte Bussemaker ruimte voor instellingen om de geldigheid van tentamens te beperken om studenten harder te laten studeren. Die studenten moeten dan wel kunnen herkansen.

Kwikkers, specialist op de Wet op het hoger onderwijs (WHW), legde eerder in Mare uit dat de rechtspositie van de student wordt ondergraven als de geldigheid van tentamens vervalt. ‘Uit de wet, systematische wetsinterpretatie en parlementaire behandeling blijkt dat onbeperkte geldigheidsduur de regel is’, aldus Kwikkers. ‘Er is één uitzondering: alleen als achterhaalde kennis een gevaar vormt, kan er sprake zijn van een beperking van geldigheid. Beperking vanwege rendement of aansporing valt mijlenver buiten de ruimte die de wet biedt.’ Hij stelt dan ook dat de minister zich niet houdt aan WHW en de Tweede Kamer onjuist heeft geïnformeerd.

Volgens Hendrix is dit niet het geval. ‘De minister interpreteert de wet anders dan de heer Kwikkers en heeft de Kamer dan ook niet onjuist geïnformeerd.’ Hij verwijst naar artikel 7.13, lid 2 van de WHW. Ook Bussenmaker noemt dit artikel in haar brief. In dit artikel is vastgelegd dat in de Onderwijs en Examenregelingen (OERen), waar nodig, de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens geregeld moet zijn.

Bussemaker schrijft: ‘Een instelling bepaalt dus zelf de geldigheidsduur van tentamens. Het is daarbij van belang om te weten dat de OER, en daarmee dus ook de geldigheidsduur van tentamens, de instemming vereist van de faculteitsraad. Sinds enige tijd wordt de mogelijkheid om de geldigheidstermijn van met goed gevolg afgelegde tentamens te beperken ook in bredere zin gebruikt in het kader van onderwijskundige doelstellingen, bijvoorbeeld als maatregel om studiebevordering vorm te geven.’

Kwikkers vindt dat de minister op deze manier er een rechtsgrond zomaar bijplakt. En dat mag niet. VB