Wetenschap
GHB, parasietenpoep, reuzenster
woensdag 19 maart 2014

GHB

Psychiater Martijn van Noorden van het Leids Universitair Medisch Centrum is expert op het gebied van GHB-afkickverschijnselen. In het vakblad Psychosomatics beschrijft hij samen met collega’s uit Nijmegen de opname van drie GHB-verslaafden. Gammahydroxyboterzuur is een lichaamseigen stof, maar als je het in grote hoeveelheden gaat gebruiken is het verslavend. Niet alleen dat: de afkickverschijnselen zijn heftig en soms zelfs levensbedreigend. De standaardbehandeling is dat je de junkies een enorme lading benzodiapenen – kalmeringsmiddelen – geeft, tot de ergste verschijnselen voorbij zijn. Nadeel van die aanpak is dat de benzo’s en GHB elkaar kunnen tegenwerken. Zo ook bij de drie patiënten uit het artikel. In plaats daarvan kregen ze een door LUMC-arts Cor de Jong ontwikkelde methode, waarbij ze farmaceutische GHB kregen toegediend.

Gele ster

Een internationaal team van sterrenkundigen, onder wie Leidenaar Arnout van Genderen, heeft de grootste gele ster gevonden die we kennen. Hij is 1300 keer zo groot als de zon, en één van de tien grootste sterren die überhaupt ooit is gevonden. Zoals het astronomen betaamt heeft ook dit ding een compleet vergeetbare naam: HR 5171 A. De monsterster heeft gezelschap van een kleiner sterretje, dat elke 1300 dagen om hem heen draait. Het tweetal staat op zo’n 12.000 lichtjaar van de aarde. Het wetenschappelijke artikel over de vondst is opgestuurd naar het tijdschrift Astronomy & Astrophysics.  

Parasieten

Als je afreist naar de tropen, kan het zijn dat je allerlei ongewenste passagiers mee terugneemt. Sommige parasieten kunnen zich jarenlang ongemerkt verschuilen in je lijf, om dan plotseling de kop op te steken, bijvoorbeeld als je ergens anders ziek van wordt. Uit Engels onderzoek weten we dat van de mensen die een jaar in de tropen hebben gewoond, een aanzienlijk gedeelte nare wormen of amoeben mee terugneemt. Zouden we daarom misschien ook alle reizigers naar exotische bestemmingen moeten screenen? Dat hangt er vanaf hoe vaak zulke infecties eigenlijk voorkomen. Een groep wetenschappers uit Leiden en Wageningen, met LUMC-arts Darius Soonawala als eerste auteur, beschrijft in The American Journal of Tropical Medicine and Hygiene een onderzoek naar die vraag. Soonawala en co onderzochten de poep van meer dan vijfhonderd tropenreizigers op DNA van parasieten. Ze vonden wel wat, maar zo weinig dat het stelselmatig screenen niet de moeite waard was. Uitzondering daarop was het wormpje Schistosoma. Dat beperkte zich echter tot reizigers die in grote Afrikaanse zoetwatermeren hadden gezwommen. Dan is het handiger om alleen die groep te screenen, stellen de onderzoekers.