Studentenleven
Frutti: 'Wel een beetje weinig verhaal, h
Marleen van Wesel
woensdag 19 maart 2014
© Elise Drenthe

‘Het is niet heel plotgericht’, waarschuwt Anne van den Dool (20, film- en literatuurwetenschap) wanneer ze vertelt over haar debuutroman Achterland, deze maand verschenen bij uitgeverij Querido. ‘Het gaat over een meisje met een nogal perfectionistische en neurotische moeder. Ze is gewoon heel precies, ik heb haar niet bewust een stoornis toegeschreven. De twee gaan uit elkaar en komen elkaar drie maanden later weer tegen in de supermarkt.’

Op de vraag of het autobiografisch is, reageert ze stellig: ‘Altijd, dat is ieder boek. Het hoeft niet per se om gebeurtenissen te gaan, emoties kunnen ook. Iedere auteur die een gevoel omschrijft, moet dat ooit ervaren hebben. In een andere situatie misschien, maar toch.’

Ze schreef al verhalen toen ze elf was. ‘Maar ik dacht: ja, nú vinden ze het nog knap. Bij jongetjes die heel mooi zingen, gaat dat ook voorbij als ze de baard in de keel krijgen.’ Toen ze negentien was won ze echter een verhalenwedstrijd van de Volkskrant. Haar verhaal, dat ze oorspronkelijk geschreven had voor de colleges van gastschrijver P.F. Thomese in 2011, werd uit zeshonderd inzendingen gekozen. ‘Echt bizar: de Volkskrant nog wel, dus mijn verhaal werd meteen door heel geleerde mensen gelezen.’

Behalve een publicatie, won ze ook een tweedaagse schrijfcursus. Twee maanden later voltooide ze de eerste versie van Achterland. ‘Ik snap ook nog steeds niet hoe dat zo snel gebeurde. Het was een soort waas. Niet dat ik onder invloed was, maar ik voelde een enorme urgentie. Pas op driekwart wist ik hoe het moest eindigen. De meeste lezers weten het trouwens pas later.’

Het schaven duurde uiteindelijk wel langer dan twee maanden. ‘Sommige uitgevers zeiden: “Het is een beetje weinig verhaal, hè?” Eentje vond het zo juist wel mooi, met haar ben ik verder gegaan. Toch heb ik in elke zin nog wel een woord veranderd.’ Toen het boek gedrukt was, durfde ze het aanvankelijk niet door te bladeren, uit angst om onvolkomenheden te ontdekken. ‘Uiteindelijk heb ik het wel opengeslagen en vond ik niets. Een vriend wel trouwens, die zag twee spelfouten. En soms borrelt er nog wel eens een idee in me op en denk ik: kut, het is al gedrukt!’

Achterland betekent voor Van den Dool iets anders dan in het woordenboek staat. ‘Het officiële lemma is vrij emotieloos, maar ik vat het op als het tegenovergestelde van voorland. Het is een eenzaam woord, het heeft iets treurigs.’ Waar ze dat vandaan heeft weet ze niet. ‘Ik heb het nooit ergens zien staan, tot nu in mijn eigen boek dan.’

Volgens de eerste lezers is Achterland een heel lang gedicht. ‘Voor dit boek was die stijl functioneel, maar voor de opvolger kies ik voor iets anders.’ Misschien wordt die toch wat meer plotgericht. Bij het lezen van andere boeken let ze momenteel ook extra op de constructie van het verhaal. ‘Bij het schrijven van dit boek zocht ik nog naar kleinere dingen. In IM beschrijft Connie Palmen bijvoorbeeld dat onze haren tijdens het leven het meest dode aan ons zijn, en als we dood zijn het meest levende. Dat vond ik zó mooi. Ik had het zelf willen verzinnen.’