Achtergrond
Iraanse Ariërs
Iraans nationalisme van begin twintigste eeuw schurkte tegen het nazisme aan, blijkt uit onderzoek van een Saoedische promovendus in Leiden. Sommige Iraniërs geloven nog steeds dat zij tot een superieur Arisch ras behoren.
Vincent Bongers
donderdag 6 februari 2014
Stereotiep beeld van Arabieren uit de Disney-film Aladdin (1992). Negentiende-eeuwse Iraanse nationalisten noemde hen het ‘ergste en meest boosaardige volk’.

‘Ehm… Ik kan het je hier niet laten zien’, zegt de Saoedische promovendus Mohammed Alsulami (1973) in het Lipsiuscafé. ‘Dat zou wel een heel vreemd beeld van mij geven.’ Hij kijkt behoedzaam om zich heen en wijst naar zijn arm. Dan schiet hem het woord te binnen. ‘Ik bedoel: ze brachten de Hitlergroet.’

Alsulami heeft het niet over een Stormfront-bijeenkomst ergens in een morsige loods maar over een voetbalwedstrijd tussen Iran en Duitsland, in 2004 gespeeld in Teheran (filmpje). Tijdens het Duitse volkslied brengt een deel van de Iraanse toeschouwers een nazi-saluut.

Alsulami promoveerde woensdag op een onderzoek naar de opkomst van het Iraans nationalisme in de negentiende eeuw. De zucht om de eigen nationale identiteit vorm te geven leidde tot een sterk anti-Arabisch sentiment. Alsulami beschrijft het zelfs als arabofobie.

In de eerste helft van de twintigste eeuw verbindt Iran, dat door de eeuwen heen ook lange periodes Perzië heet, zich aan Duitsland - een land dat door een deel van de Iraniërs als Arisch broedervolk wordt gezien. Uit het proefschrift van Alsulami blijkt dat de nazi’s en de Iraanse nationalisten zijn beïnvloed door dezelfde ideeën. Zelfs in het moderne Iran zijn er nog sporen te vinden van Arisch superioriteitsdenken, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het gedrag van de Iraanse supporters bij de voetbalwedstrijd tegen Duitsland. ‘Maar de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog hebben er voor gezorgd dat deze sentimenten grotendeels zijn verdwenen’, aldus Alsulami.

In Saoedi-Arabië is er weinig aandacht voor de geschiedenis van Iran en het was voor Alsulami moeilijk om de kans te krijgen om de geschiedenis van het land te bestuderen. ‘Wij weten weinig van onze buren en dat terwijl zoveel moslims ons land bezoeken voor de hadj. Er is ook geen historicus die zich richt op de geschiedenis van Iran. Amerika en Europa worden uitgebreid bestudeerd maar er is geen oog voor het land ten oosten van ons, slechts gescheiden van ons door de Perzische Golf. Ik zat op de middelbare school en we hadden een vak waar allerlei epische vertellingen uit de wereldgeschiedenis aan bod kwamen. De Ilias en Odyssee van Homerus werden besproken, maar er was ook enige aandacht voor de Sjahnama, een Perzisch epos van rond de 60.000 versregels geschreven door de dichter Firdausi in het begin van de elfde eeuw.

Sjahnama beschrijft de geschiedenis van Perzië. Een deel bestaat uit legendes maar er is ook een stuk met feitelijke geschiedenis: meer dan drieduizend jaar geschiedenis over de tijd tot de opkomst van de islam in de zevende eeuw.’

Alsulami raakte erdoor geprikkeld. ‘Maar er was op de universiteit in Riyad geen plek waar je Perzische geschiedenis en cultuur kon studeren. Op de Faculty of Languages and Translation van mijn universiteit werd wel Perzisch gegeven. Dat ben ik dan maar gaan doen.’

Uiteindelijk kreeg hij zelfs een beurs van de Saoedische overheid om een jaar in Teheran aan de Umm al-Qura-universiteit te studeren. ‘Dat was in 2004. In die tijd was er een betrekkelijk hervormingsgezinde president; Mohammad Khatami. Het land verwelkomde toen buitenlanders en er was een goede relatie met Saudi-Arabië. Dat is nu wel anders. Ik ging er heen met mijn vrouw en kinderen. We hebben er een heel goede tijd gehad.

Ik ben een soenitische moslim en Iran is een sjiitisch land. Dat ligt heel gevoelig maar ik heb geen problemen gehad. Maar er zijn wel barrières voor soennieten. Zo zijn in Teheran soennitische moskeeën verboden.’

Alsulami begon zich te verdiepen in het Iraans nationalisme. ‘In de negentiende eeuw komt er in Perzië meer aandacht voor het Westen. Iraanse intellectuelen reizen naar het buitenland en willen hun land moderniseren. Ze stellen vast dat hun land in vergelijking met Europa sterk achter is gebleven. De term “achterlijk” wordt gebruikt. Er is een groep schrijvers en denkers die de link legt tussen achterlijkheid en de islam. Arabieren worden gelijk gesteld aan de islam. Het ligt aan de Arabieren dat Iran achterop is geraakt. Het is hun schuld.’

De nationalisten worden beïnvloed door Europese wetenschappers zoals de Franse filosoof en Midden-Oostenkenner Joseph Ernest Renan. Hij schreef over de geschiedenis van Perzië en had sterk anti-islamitische en anti-Arabische ideeën. Hij vond dat de oorspronkelijke Iraanse volkeren, de Ariërs, door de Arabische overheersing werden gesmoord. ‘Dat idee vond een sterke weerklank bij de Iraanse nationalisten. Ze lezen over hun eigen cultuur en geschiedenis en willen die glorietijd terug. In hun werk pompen ze de Iraanse identiteit op door zich af te zetten tegen de Arabische wereld. Ik moet wel benadrukken dat deze nationalisten vooral als doel hebben het land te moderniseren.’

Fath-Ali Akhundzadih is een van de eerste schrijvers die het gemunt heeft op Arabieren. ‘Oh, wat erg Iran,’ schrijft hij bijvoorbeeld. ‘Wat is er gebeurd met dit machtige land? Waar is haar hemelse soevereiniteit gebleven? Een handvol naakte, blootvoetse, hongerige en wilde Arabieren is naar dit land gekomen en heeft pijn en duisternis gebracht.’

Aqa-Khan Kirmani, een schrijver die fel patriottistische stukken gaat publiceren, omschrijft Arabieren zelfs als ‘rovende en naakte muizen-eters. Het ergste en meest boosaardige volk. Minderwaardig zelfs aan dieren. Door dit volk is de beschaving van Iran vernietigd.’

Taalwetenschap maakt onderscheid tussen semitische talen zoals Arabisch en Hebreeuws en Indo-Europese talen waar bijvoorbeeld Frans, Duits maar ook het Perzisch onder vallen. Ook de in de negentiende eeuw opkomende rassenleer maakt onderscheid tussen semitische en Indo-Europese volkeren.

De Iraanse nationalisten willen aansluiting bij hun Indo-Europese broeders. Zij richten zich vooral op Duitsland. Perzië lag namelijk in de negentiende eeuw vaak in de clinch met Rusland en het Verenigd Koninkrijk. Een bondgenootschap met Duitsland tegen deze twee grootmachten lag voor de hand.

Van 1916 tot 1927 publiceert een nieuwe generatie Iraanse nationalisten de tijdschriften Kavih en Iranshar in Berlijn. In 1925 grijpt Reza Khan Pahlavi de macht in Perzië en wordt de nieuwe sjah. Hij haalt de Berlijnse groep naar Teheran en institutionaliseert het Arisch denken. Hij proclameert in 1935 dat zijn land de geboorteplek is van het superieure Arische ras en voortaan Iran heet, afgeleid van ‘Arisch’.

Nazi-Duitsland en het Iran onder Reza Khan Pahlavi onderhouden een warme band. Iraniërs worden in de beruchte Rassenwetten van Neurenberg van de nazi’s, ingevoerd in september 1935, omschreven als pure Ariërs. ‘In 1939 sturen de nazi’s een hele wetenschappelijke bibliotheek bestaande uit 7500 titels naar Teheran. De boeken waren met zorg uitgezocht om de Iraniërs te overtuigen van de verwantschap tussen het Nationaal Socialistische Rijk en de Arische cultuur van Iran.’

In 1941 werd de sjah afgezet door de Britten en Russen en wordt hij opgevolgd door zijn zoon en kroonprins Mohammed Reza Pahlavi. Die keert zich radicaal af van de nazi’s en zou tot de Islamitische Revolutie van 1979 aan de macht blijven.

De relatie tussen Iran en de Arabische buren is nog steeds moeizaam. ‘Het anti-Arabische sentiment is in het moderne Iran veel minder aanwezig dan vroeger. Wel zijn er nog spanningen tussen Iran en Saoedi-Arabië, bijvoorbeeld over Syrië. Militairen van de Iraanse Revolutionaire Garde vechten mee met het leger van Assad. Dit zeer tegen de zin van de Saoediërs. Het probleem Syrië moet eerst opgelost worden voordat de relatie met Iran kan verbeteren. Maar ik hoop dat dat gebeurt.’

Alsulami hoopt in ieder geval dat er meer interesse komt in zijn thuisland voor Iran. ‘Ik wil een studiecentrum aan mijn universiteit in Riyad oprichten. Dan is er in ieder geval één plek in Saoedi-Arabië waar de geschiedenis en cultuur van Iran wordt bestudeerd.’