Achtergrond
'Ik ben een klootzak'
Na twaalf halve liters bier, een fles rode wijn en een afwijzing ging een Leidse student vorige zomer zijn huisgenote met een mes te lijf. Vorige week stond hij voor de rechter. ‘Opeens hoorde ik haar zeggen: “Stop, ik wil niet dood!”’ Mare was bij de rechtszitting.‘Friends with benefits’, omschrijft de officier van justitie de relatie tussen de twee Leidse studenten die tot afgelopen zomer allebei in een Quintushuis aan de Oude Singel woonden. Toen de 19-jarige Wouter H. voorstelde een relatie te beginnen, wees zijn huisgenote hem af. Niet veel later zag hij haar tijdens een stapavond zoenen met een ander.
donderdag 6 februari 2014

‘Dingen gingen gewoon niet zo lekker’, verklaarde H. vorige week donderdag tijdens de rechtszitting. Hij had een moeizaam penningmeesterschap achter de rug en verkeerde in een depressieve stemming. Zijn huisgenote was de druppel en kreeg daarom ‘de volle laag’.

‘We hadden met z’n allen gegeten. Ik ben naar bed gegaan, heb geprobeerd te slapen’, begint H. zijn reconstructie van wat er in de nacht van 8 op 9 juni is gebeurd. Hij kon de slaap niet vatten. ‘Ik voelde me depressief en speelde met de gedachte om een eind aan mijn leven te maken.’ Hij stapte uit bed en klopte aan bij een paar huisgenoten om te praten. Zij waren niet thuis, zijn huisgenote wel. Toen hij voor haar kamer stond, schreef hij met een krijtje op de deur: ‘We are dust in the wind.’

H.:‘Ze lag te slapen. Ik ben bij haar in bed geklommen. Ze draaide zich om en ik weet nog dat ze me aankeek’, vertelt hij. Bang was ze niet, verklaarde ze achteraf, hij kroop wel vaker bij haar in bed. Wat er daarna gebeurde, herinnert hij zich niet meer. ‘Het eerste dat ik haar hoorde zeggen was: “Stop, Wouter, ik wil niet dood!” Ik had een mes in mijn hand.’ Dat had hij meegenomen uit zijn kamer, net als zijn telefoon.

Voorbedachten rade, constateert de officier van justitie. ‘Ik wilde mijn polsen doorsnijden of zo’, verklaart de verdachte. Op zijn kamer lag een afscheidsbrief, waarin hij inderdaad vooruitliep op zijn eigen begrafenis. Maar er stond ook in: ‘Ik ben een klootzak. Zelf kan ik het niet. Ik heb een stok achter de deur nodig. Dat ben jij. Wrong time, wrong place.’

Wat hij daar mee bedoelde, kan hij nu niet goed uitleggen.Misschien wilde hij samen met haar uit het leven stappen, suggereert de rechter. ‘Dat u toch verenigd zou zijn, op een betere plek.’ ‘Ik blijf erbij dat ik haar nooit iets heb willen aandoen. Alleen mezelf’, reageert H. Een ‘verbazingwekkend verhaal’, vindt de rechter.

‘Wouter heeft gehandeld in een ogenblik van gemoedsopwelling’, benadrukt zijn advocaat. Op het moment waarop zijn herinneringen weer aanvangen heeft hij immers meteen 112 gebeld. Toen zijn stem stokte liet hij de telefoon bij zijn huisgenote neervallen.

Zelf klom hij uit het raam en klauterde via de dakgoot naar de rand van het dak, met de gedachte om te springen. ‘Ik heb daar even gestaan, maar het lukte niet.’ Over de daken liep hij zover mogelijk bij haar vandaan tot hij bij een dakterras uitkwam met een trap. Beneden vervolgde hij zijn weg naar het station, om de trein naar zijn ouders te nemen, bebloed en slechts gekleed in zijn boxershort. ‘Vanaf het station keek ik naar het LUMC, maar er kwam maar geen ambulance.’ Hij vreesde dat ze dood was, of niet meer in de telefoon had kunnen praten vanwege de verwondingen aan haar nek. Hij besloot daarom naar het politiebureau te gaan, maar onderweg, rond half vijf ’s ochtends, werd hij opgepikt door een politieauto die al onderweg was naar de Oude Singel.

‘Er was sprake van een aanzienlijk alcoholgebruik’, zegt de rechter. ‘Of was het wel aanzienlijk?’ Vanaf ’s middags, toen hij met huisgenoten een schutting ging verven, tot na het avondeten dronk H. twaalf halve liters bier en een fles rode wijn. Veel, geeft hij toe, ‘maar verder niet meer dan enig ander in het studentenleven.’ Er wordt daar inderdaad veel gedronken, beaamt de rechter.

In het lage dak boven de hoogslaper zaten butsen van de achterkant van het mes, het kussen was doorkliefd. Het slachtoffer had diepe snijwonden in haar nek en handen: 45 hechtingen waren er nodig, de littekens zijn nog steeds zichtbaar. Ze voelt zich niet veilig meer in haar bed, vertelt de officier van justitie, die er niet van overtuigd is dat H. zich werkelijk niets kan herinneren. Bij het Pieter Baan Centrum sloot men een dissociatieve stoornis uit.

‘Dit komt eerder over als een gekozen proceshouding, dan als daadwerkelijk geheugenverlies’, zegt de officier. ‘Opvallend’, vindt ze ook, dat hij bij de politie meteen feitelijk bekende, maar niets over een motief wilde zeggen. In de weken die volgden bleef hij zwijgen en aanvankelijk weigerde hij mee te werken aan een psychologisch onderzoek. ‘Dat was me geadviseerd door mijn advocaat, omdat ik in de war was’, verklaart hij nu. Dat hij nauwelijks bezig was met het voorval, wat de officier hem ook verwijt, spreekt hij tegen. ‘Er liggen vijf brieven in mijn cel, maar volgens mijn advocaat was de tijd nog niet rijp.’

Poging tot moord, besluit de officier. Ze weegt daarbij mee dat de poging plaatsvond in een studentenhuis, in iemands eigen bed, wat tot opschudding in Leidse studentenkringen leidde. Ze weegt ook mee dat de verdachte een blanco strafblad heeft en enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is verklaard. Volgens de forensisch psycholoog die hem onderzocht komt H. over als een vijftienjarige. ‘Ik ben vrij kinderlijk voor mijn leeftijd’, beaamt hij. ‘U bent jonger dan uw leeftijdsgenoten, maar er is geen sprake van zo’n achterstand dat het jeugdrecht moet worden toegepast’, vindt de rechter. Ook de officier ziet daar niets in. Zes jaar, met aftrek van het voorarrest, luidt de eis. Ook wil ze een schadevordering van 3406 euro toewijzen.

Op donderdag 13 februari doet de rechter uitspraak.