Studentenleven
Column: Bronstige verbroederpo
donderdag 21 november 2013

Jaren geleden stond ik in een tochtige tent te schreeuwzingen met tientallen meisjes: ‘Wij zijn de meisjes van het naaiwerkatelier, we willuh naaaaiuh’ – dit gericht aan tientallen jongens die daarop terug brulden: ‘Wij zijn de jongens van het landbouwcomité, we willuh zaaaaiuh’.

Bronstige poëzie voor de verbroedering. Ik was op het kennismakingskamp van Augustinus. Eigenlijk moet ik zeggen KMK, want studentenverenigingen hebben vaak, net als het leger, allerlei schijnbaar imponerende afkortingen in hun vocabulaire. Iedereen moest een groot wit T-shirt aan, en op de mouw met een plusje of minnetje aangeven of de drager in kwestie vrijgezel was, respectievelijk een relatie had.

Aanvankelijk had ik me bij Minerva willen aanmelden. Toen ik daar tijdens de El Cid een joint opstak - jaren geleden, nogmaals - werd ik zowel het pand uitgestuurd als door een Minervaan uitgenodigd voor een feestje bij haar thuis met andere Minervanen én aspirant-Minervanen. Het waren vriendelijke mensen en de meisjes waren opvallend mooi. Maar er schemerden allerlei vreemde regels door, zoals het verbod op blote schouders en noodzaak van een baard, waardoor ik werd afgeschrikt.

Terugkijkend denk ik: ik had de eerste Minervaan moeten worden die altijd een mouwloos T-shirt aan had en een opplakbaard.

Hoewel ik maar 24 uur bijna-Augustijn ben geweest moet ik er nog wel eens aan denken. Mijn dag als naaister. Bijvoorbeeld toen ik deze week Sletvrees zag, de nieuwe film van documentairemaker Sunny Bergman. Een teleurstellend en warrig mengelmoesje van matige beelden, bijeen geplakt door de vragen wat een slet is (een ontuchtige vrouw, volgens Van Dale) en waarom het erg is dat sommige vrouwen zo worden genoemd.

Hoe zit het met de studentenverenigingen van onze stad? Ik ben nooit lid geweest en heb alleen knorren als vrienden. Van een televisieserie als Feuten kan ik niet goed inschatten hoe waarheidsgetrouw deze is. Aangezien er vanuit verenigingen en de overkoepelende LKVV (Landelijke Kamer van Verenigingen) hysterisch gereageerd wordt op enige associatie, vermoed ik echter dat er wel enige overeenkomsten zijn.

Ik sta voor allerlei dringende vragen. Zijn er nog steeds disputen die bekend staan als sletrijk en worden ‘sjaars’ nog steeds gezien als vers slettenvlees? En zijn dat alleen maar vrouwen of wordt er ook over een promiscue jongen door zijn dispuutgenoten gefluisterd dat hij wel erg makkelijk zijn broek laat zakken? Roepen alleen vrouwen – al dan niet gekscherend – dat ze vanavond gaan sletten, of doen mannen dat ook? En dan niet alleen de ironische valse nichten, ook de hetero mannen. Wordt er eigenlijk geslet door lesbo’s en homo’s binnen de grootste verenigingen, of moeten zij naar verenigingen die speciaal voor hun seksuele voorkeur zijn opgericht?

Ik vermoed dat het er bij Minerva, Quintus e.d. een stuk genderconservatiever aan toe gaat dan bijvoorbeeld Catena. Maar, zei de toenmalige voorzitter van Catena niet een keer in Mare, reagerend op de misverstanden die men heeft over zijn gedreadlockte, wijdgebroekte, ondergetatoeëerde, gothic-vriendelijke alto-vereniging: ‘Dat hier alleen in het zwart geklede, naar metal luisterende, suïcidale blowers zitten die zichzelf snijden [is een misverstand]. We hebben hier ook gewoon Breezersletjes.’ Wellicht duidde hij met die term losbandige jongens aan die alles doen wat God verboden heeft voor een fluorescerend tienerdrankje. Maar ik denk het niet.

Ik hoop van harte dat studenten zich sletterig gedragen als ze daar zin in hebben - want dit zijn uitgekiende jaren om je in sletland te begeven - en de beste biotoop is dan een vereniging, lijkt me. Ten tweede hoop ik dat het woord slet voortaan gebruikt zal worden als anachronistische grap, verwijzend naar de tijd dat we iemand veroordeelden die volgens onze standaard seks heeft gehad met een te groot aantal mannen/vrouwen/shemales.

Volgende keer het woord sloerie.

Emma Anbeek van der Meijden is masterstudent taalbeheersing