Nieuws
Masterstudent moet volgend jaar al lenen
Minister van Onderwijs Jet Bussemaker is niet van plan het sociaal leenstelsel voor masterstudenten uit te stellen tot 2015.
donderdag 31 oktober 2013

In de beantwoording van vragen van Tweede Kamerlid Jasper van Dijk (SP) liet Bussemaker dinsdag weten ‘geen voorstander te zijn van verder uitstel.’

De basisbeurs voor masterstudenten moet worden vervangen door het sociaal leenstelsel, waarbij de beurs een lening wordt en de ov-studentenkaart verdwijnt. De bedoeling is dat studenten die vanaf 1 september 2014 met een masteropleiding beginnen onder het leenstelsel gaan vallen. Dit geldt niet voor studenten die al eerder met hun master zijn gestart.

In de brief zegt de Bussemaker dat ‘elk jaar uitstel betekent dat de investeringen in de kwaliteit van onderwijs ook pas een jaar later komen.’

Ook bachelorstudenten verliezen hun basisbeurs. Voor de zomer stelde de minister de lening al met een jaar uit. Pas in september 2015 wordt de beurs voor bachelorstudenten afgeschaft.

Bussemaker heeft wel de steun nodig van de oppositiepartijen om het wetsvoorstel door de Eerste Kamer te loodsen. Maar GroenLinks pleitte eind september voor uitstel van leenstelsel voor masterstudenten om het plan beter uit te werken. De partij is in principe voorstander van het sociaal leenstelsel, maar heeft strenge voorwaarden gesteld.

D66 steunt het plan om het nog een jaar door te schuiven. Maar ook regeringspartner PvdA stelt vraagtekens bij de snelle invoering van het leenstelsel voor masterstudenten.

Zonder de steun van GroenLinks komt de minister in een lastig parket en ziet het ernaar uit dat zij in moet schikken. Het was aanleiding voor de SP om hier vragen over te stellen. Volgens Van Dijk kan het tot onzekerheid leiden bij studenten en universiteiten. De minister ziet vooralsnog geen reden om haar plannen aan te passen.

Binnenkort wordt in de Tweede Kamer een debat gevoerd over de invoering van het sociaal leenstelsel in de masterfase. De kans blijft bestaan dat masterstudenten een jaar uitstel krijgen.

‘Zoals dat in een democratie ook hoort, is het uiteindelijke oordeel aan het parlement’, schrijft Bussemaker.

Sybren Eppinga