Columns & opinie
Brief: Bandirah (2)
woensdag 15 mei 2013

Lichte verbazing en een geamuseerde glimlach vielen mij ten deel bij het lezen van de brief van Floris van Hindevoort. Ik kan me slechts bij hem aansluiten wat betreft het ‘bijzondere gevoel voor humor’ dat in de Bandirah-cartoons tentoon wordt gespreid, maar ben het absoluut niet eens met zijn interpretatie van de door hem als ‘minachtend en verachtelijk’ omschreven cartoon.

In de literatuurtheorie bestaat de consensus dat de betekenis van een tekst niet bij de auteur gezocht mag worden; betekenis van tekst wordt aangebracht door interpretatie van de lezer. Omdat er een eindeloze hoeveelheid lezers bestaat heeft een tekst in theorie dus ook een eindeloze reeks interpretaties. Deze interpretaties hoeven alleen niet allemaal juist te zijn; iets wat Van Hindevoort in zijn brief terdege bewijst.

Wat mij betreft wordt in de cartoon nergens de suggestie gewekt van groepsverkrachting: een groep van 7 mannen en 1 vrouw wordt te midden van een ruimte vol lege (drank?)flessen getoond, allen naakt. De vrouw huilt, en krijgt van de mannen een tekening aangeboden. Een voor de hand liggende analyse zou zijn: ‘De mannen en de vrouw zijn aan het drinken. De vrouw heeft teveel gedronken en begint dus te huilen (een causaal verband waar de heer Van Hindevoort het gezien zijn emancipatoire positie wel mee eens móet zijn). De mannen trachten de vrouw op te vrolijken door middel van een tekening.’

Hoe de heer Van Hindevoort uit dit innemende schouwspel van menselijke compassie een groepsverkrachting destilleert is mij een raadsel en baart me eerlijk gezegd ietwat zorgen.

Afsluitend dan nog even een opmerking over Van Hindevoorts (vermeende) positie wat betreft vrouwenemancipatie: Het gelijk in de slachtofferrol duwen van een vrouwelijk personage getuigt inderdaad van weinig compassie voor vrouwenemancipatie. De mannelijke personages als vanzelfsprekend de rol van verkrachters aanmeten zou daarentegen de meest notoire mannenhaatster het schaamrood op de kaken brengen, en mag met recht een daad van misandrie genoemd worden.

Matthijs van der Laan, student literatuurwetenschap