Columns & opinie
Opinie: Wat krijg ik voor mijn collegegeld?
De minister wil excellente studenten ‘geen strobreed in de weg’ leggen. Maar van degenen die alsnog een tweede master willen volgen wordt flink geprofiteerd, schrijft Skander Mabrouk.
woensdag 17 april 2013

Hiephoi, de tweede studie is straks niet meer duurder. Goed nieuws voor mij en anderen, al is het natuurlijk bestuurlijk wanbeleid om dat nu pas bekend te maken en studenten het hele jaar in onzekerheid te laten of de ‘uitzonderingsregeling’ het komende collegejaar gehandhaafd blijft.

Minister Jet Bussemaker vindt dat je excellente studenten ‘geen strobreed in de weg’ moet leggen. Het gaat hier echter alleen over tweede studies die je start tijdens je eerste studie, terwijl tweede studies die je later nog besluit te doen wel veel duurder zijn.

Er is geen enkele rechtvaardiging voor dit onderscheid. Waarom zouden degenen die tussendoor even willen gaan werken om later met een tweede studie te excelleren wél ontmoedigd moeten worden?

Waarom kost een tweede master eigenlijk – schrik niet – 13.600 (alfa/gamma) of 17.200 euro? En waarom doet men alsof een masterstudie verschrikkelijk duur is en studenten zwaar worden gesubsidieerd?

Want laten we eens even rekenen. In mijn master politicologie kreeg ik, naast individuele begeleiding voor mijn scriptie, in totaal 16 hoorcolleges (60 man) en 40 werkcolleges (20 man) van elk twee keer 45 minuten. Per jaar had ik dus 84 uur college waaraan gemiddeld 31 man deelnam (gewogen gemiddelde: 31,4). Als ik hiervoor 1771 euro collegegeld betaal, is dit 21 euro per uur voor mij als student; vermenigvuldigd met 31 is dit 660 euro wat in totaal voor een collegeuur wordt betaald. Natuurlijk betaal je ook voor het nakijken van je papers, feedback op je scriptie, toegang tot de UB, het legen van universitaire prullenbakken, het opdweilen van voetsporen, etc.

Maar dan nog. Het is een erg hoog bedrag voor wat je krijgt. Laat staan als iedereen 13.600 euro zou betalen; dan zouden de kosten per collegeuur per student 162 euro bedragen! Het is dus duidelijk dat er flink wordt geprofiteerd van degenen die later een tweede master besluiten te doen.

De echte ‘kosten per student’ zijn niet te meten, want het is niet duidelijk welke aspecten van de universiteit ten gunste komen aan de student. De subsidie van de overheid aan de universiteiten wordt dan wel op basis van studentenaantallen bepaald, dit geld wordt niet direct besteed aan colleges voor studenten, maar aan organisatie en onderzoek.

Je kunt zeggen dat studenten middels het onderwijs ‘profiteren’ van de onderzoekskennis van professoren, maar het lijkt me niet hun rol om daar financieel aan bij te dragen. Onderzoek komt de hele samenleving ten goede en moet dus betaald worden door de overheid, niet door arme studenten.

Denk eens na over het volgende: een masterstudent betaalt geld, terwijl een promotiestudent 24.000 euro betaald krijgt. Beiden doen (grotendeels) zelfstandig onderzoek, schrijven een publicatie en produceren dus kennis.

Maar ze worden klaarblijkelijk heel anders beschouwd. Als de promovendus gebruikmaakt van universitaire faciliteiten en begeleiding is dat ten behoeve van zijn werk als onderzoeker. Maar bij een masterstudent is het ten behoeve van zijn persoonlijke ontwikkeling waarvoor flink moet worden betaald (‘studeren is investeren’). Het is maar net hoe je het bekijkt: is een student een producent of een consument van kennis?

Allebei, en aangezien de waarde en het gebruik van kennis niet te meten is, kun je niet zeggen hoeveel een student kost dan wel oplevert.

Onze grote vriend Halbe Zijlstra, gelukkig al even weg uit onderwijsland, beantwoordde in 2011 als staatssecretaris van hoger onderwijs Kamervragen over de hoge collegegelden. Hij vond ‘dat de overheidsfacilitering stopt na één bachelor en één master’ en dat de overheid daarna ‘geen rol’ meer heeft. Een nogal kortzichtige benadering, want mogen universiteiten dan zomaar hun zakken vullen over de rug van ambitieuze studenten? Volgens Zijlstra was het ‘aan elke instelling om gemotiveerd te bepalen welk instellingscollegegeld zij studenten in rekening brengt’ en heeft de medezeggenschap op dit punt adviesrecht.

Een goed aandachtspunt voor de universiteitsraad dus in elk geval!

Skander Mabrouk is masterstudent politicologie en voorzitter van de Lijst Vooruitstrevende Studenten. Hij schreef dit stuk op persoonlijke titel