Columns & opinie
Column: Sympathiesouffl
woensdag 10 april 2013

Ik liep vanmorgen door een gang zonder ramen. Leerlingen in schooluniform wurmden zich in ongelofelijke bochten om me uit de weg te gaan. Eentje stootte per ongeluk met haar bebuttonde tas tegen me aan. ‘

'So sorry’, fluisterde ze (let op: niet ‘excuse me’, aangezien dat aan zou geven dat ik in de weg liep), en nogmaals ‘so sorry’ toen ik haar grootmoedig toelachte, en nogmaals terwijl ze de gang uit schuifelde. Ik kan niet anders dan aannemen dat ze haar weg door de school al excuserend vervolgde, dat ze momenteel ergens in Gloucestershire met haar ouders aan tafel zit, en dat ze zich daar nog steeds verontschuldigt tegenover iemand waar ze tien uur geleden tegen aan stootte.

In het kader van mijn internationale lerarenopleiding loop ik een maand stage in Engeland, alwaar ik Engels geef aan Engelsen. Tot nu toe doet iedereen alsof dit volslagen normaal is, maar het blijven Engelsen: zeer waarschijnlijk houden ze allemaal gewoon heel beleefd hun lach in tot ik over een maand weer weg ben. Mijn input op mijn stageschool is vooralsnog beperkt gebleven tot thesaurusdiensten (‘omniscient, pentameter, dulcet’) en de onvergeeflijke misstap: ‘Oh, you’re a Liverpool fan! I only know about Manchester United!’ Ik heb na één dag dus een aartsvijandschap bewerkstelligd in een twaalfjarig jongetje, en verder nog niet veel.

Dit in tegenstelling tot de leerlingen. Na één lesdag in hun midden betrapte ik mezelf erop dat ik mijn slaapkamerdeur mijn excuses aanbood toen ik er tegenaan liep (‘terribly sorry about that, terribly sorry’). Ik bedankte mijn telefoon toen die eindelijk besloot een WiFi-signaal op te pikken (‘ah, that’s lovely, thanks!’). En waar ik in een vorig, Nederlandser leven mijn telefoon woest in een la had gesmeten toen hij onvermijdelijk het signaal weer kwijtraakte, verviel ik nu automatisch in een sussend smeekgebedje: ‘Oh, please won’t you be a dear!’ Mijn telefoon was geen dear.

Ik heb mijn telefoon gewoon op de Haarlemmerstraat gekocht en zelfs als telefoons te paaien zouden zijn met beleefdheidsfrasen, dan niet een stoïcijnse West-Europese telefoon als de mijne.

Maar het is besmettelijk. Iedere keer als een buschauffeur me love noemt, keer ik me stralend om alsof ik zojuist ten huwelijk gevraagd ben. Een caissière gebood me: ‘You have a nice day for me now!’ Ik kon alleen maar denken dat het levensgeluk van deze vrouw volledig van het mijne afhankelijk was. Ik loop bijna bewust tegen mensen aan, alleen maar om ze tegen mij, degene die hen zojuist letterlijk op hun tenen trapte, hun excuus te horen maken.

Het betekent helemaal niets. Dat is wat beleefdheid is: net doen alsof je iemand aardig vindt alleen maar om net te doen alsof je iemand aardig vindt. Het is een sympathiesoufflé. Er zit niets in. Maar het is zo mooi om in te geloven. Je moet er gewoon je vork niet in willen steken. Dan stort alles in.

Doe ik dus maar niet. Eén van mijn begeleidende docenten stelde me voor aan een klas en prees mijn Engelse accent. Ik zag de klas dubieus kijken. Hier was duidelijk een kloof tussen realiteit en wat hen gepresenteerd werd als werkelijkheid. Eén Matildaesque wijsneus deed reeds haar mond open. Maar toen, als de zon die door een Engels wolkendek brak, de gemeenschappelijke glimlach en het beleefde applaus. Twaalf jaar oud. En nu al zo beleefd. Ik denk niet dat ik het er thuis nog inkrijg. Maakt niet uit. Ik geniet er nog even een maandje van tot ik terugmoet naar een land waar mensen alleen hun excuses maken in de context van nauw verholen irritatie. Ja, sorry, maar dat is toch gewoon zo?

Anne van de Wijdeven is literatuurwetenschapper en docent Engels in opleiding