Nieuws
Ontslagen farmacoloog boos
De sectie medische farmacologie van de bètafaculteit is vorig jaar wegbezuinigd. Universitair hoofddocent Melly Oitzl (57) is een van de medewerkers die haar baan verloor. Ze kwam in een herplaatsingstraject terecht. Er volgde geen nieuwe baan maar een strijd
Vincent Bongers
donderdag 24 januari 2013

Oitzl en haar echtgenoot Berry Spruijt, hoogleraar ethologie en dierenwelzijn aan de universiteit Utrecht, beklaagden zich bij de commissie voor beroep en bezwaar van de universiteit over de manier van werken van de faculteit. Deze commissie adviseert het college van bestuur over bezwaarschriften. Afgelopen donderdag werden beide partijen gehoord.

Waar draait het allemaal om? Oitzl diende een verzoek voor drie maanden spaarverlof in. Zij wilde die periode in het buitenland doorbrengenom daar de herplaatsingsactiviteiten voort te zetten.

Goedkeuring van dat verlof kwam er niet. Maar het werd ook niet voor vertrek naar het buitenland afgewezen. ‘En het verlof is meerdere keren voorgelegd’, vertelt Spruijt, die voor Oitzl het woord voert, aan de commissie.

Er is ook nooit kritiek geleverd op de herplaatsingactiviteiten van Oitzl. ‘Van die activiteiten is verslag gemaakt en die zijn goedgekeurd zonder enig bezwaar.’

Volgens de advocaat Jan-Paul van Zanten die de zaak voor de universiteit voert, mocht Oitzl echter niet vertrekken van de universiteit. Er volgden maatregelen.

Op 25 mei krijgt Oitzl in het buitenland een brief waarin staat dat het onacceptabel is dat zij drie maanden in het buitenland verblijft en dat het verlof niet is goedgekeurd. Daarop volgt een paar dagen later een brief waarin zij van plichtsverzuim wordt beticht en dat er mogelijk maatregelen volgen. ‘Dreigen met direct ontslag zelfs’, aldus Spruijt. ‘Dat is disproportioneel en intimiderend.’

Oitzl was immers altijd bereikbaar en was in staat om binnen 24 uur aan te treden voor sollicitaties. ‘Ze hield mobiel kantoor en we zijn nooit verder dan 100 kilometer van een vliegveld geweest. Er is overigens nergens aangegeven dat verblijf in het buitenland niet mag.’

Van Zanten stelt dat de brief is bedoeld als waarschuwing en een sturende maatregel was om Oitzl weer op de juiste koers te krijgen. Spruijt: ‘De brief kregen we op 25 mei. Die zou al op 14 mei zijn verstuurd. Het merkwaardige is dat op 15 mei Oitzl een gesprek met de toenmalig bètadecaan Sjoerd Verduyn Lunel had. Die zegt tijdens het gesprek niets over die brief en meldt ook niet dat ze in overtreding is. Dat vind ik falend leiderschap. Zo lok je uit. Een schande.’

Van Zanten vindt dat Oitzl zelf over het verlof had moeten beginnen. ‘Dat is de wereld op zijn kop’, zegt Spruijt. Overigens vindt hij dat de faculteit mogelijk valsheid in geschrifte heeft gepleegd. ‘De brief is denk ik niet eens op 14 mei geschreven maar geantidateerd. Die is pas na het gesprek met Verduyn Lunel opgesteld.’

Commissievoorzitter Van Loon gaat Verduyn Lunel vragen wat er volgens hem is gezegd in het gesprek van 15 mei. Overigens zijn Oitzl en Spruijt niet te spreken over de steun van de faculteit in het vinden van een baan. ‘De decaan heeft drie telefoontjes gepleegd’, aldus Spruijt. ‘Waarvan er eentje gelogen is.’

Hij zou namelijk gebeld hebben met Edward de Haan, decaan van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de universiteit van Amsterdam. ‘Maar De Haan weet van niets.’ Van Loon: ‘Stel dat u gelijk krijgt. Wat wilt u dan precies?’‘Wij willen financiële compensatie en dat er wordt toegegeven dat er nooit een officiële afwijzing van het verlof is geweest.’ aldus de echtgenoot van de gedupeerde.

Oitzl neemt tot slot zelf het woord: ‘Er is nooit op een normale manier met ons gesproken. Ik hou mij steeds bezig met mijn toekomst: een nieuwe baan. Daar is het mij altijd om gegaan. Ik heb geen vakantie gehouden en dan krijg je zo’n brief. Dat is heel demotiverend. Het valt mij enorm tegen van de universiteit.’

Het is nog niet duidelijk wanneer het college uitspraak doet.