Achtergrond
De vrouwen wilden blijven
Mede aan de hand van haar eigen familiegeschiedenis beschrijft Nadia Bouras de invloed van de ‘lange arm van Rabat’ op de eerste generatie Marokkaanse gastarbeiders. ‘Vrouwen kregen hier status. Mannen verloren die juist.’
Marleen van Wesel
woensdag 28 november 2012

'Mannen kwamen eerst. Vrouwen waren volgers, maar niet per se passieve volgers', vertelt Nadia Bouras (1981) over de eerste generatie Marokkanen, die als gastarbeider naar Nederland kwamen. Haar proefschrift, Land van Herkomst, gaat over hun band met hun vaderland. Voor een vergelijking met de tweede en derde generatie heeft ze bewust niet gekozen. 'Die termen maken migranten van mensen die nooit gemigreerd zijn. Mijn ouders hebben er bijvoorbeeld bewust voor gekozen om naar Nederland te komen. Ik niet. Bovendien had ik met nog twee generaties ook twee extra boeken kunnen schrijven.' In het boek dat ze wel schreef, trekt ze andere vergelijkingen: tussen mannen en vrouwen, verschillende sociale klassen en etniciteiten.

Het belang van dergelijke individuele factoren illustreert Bouras met persoonlijke verhalen. Soms waren dat familieleden, zoals haar oom Houssein, die zich in de jaren vijftig aansloot bij het verzetsleger dat in de bergen van Tifrit tegen de Spanjaarden vocht. Zijn broertje Brahim woonde toen nog in het zuidwesten waar ze opgroeiden, in een plattelandsdorp zonder school. 'In 1957 liet de tienjarige Brahim Bouras zijn ezel grazen op het land. Het was een taak die hij dagelijks vervulde. Toen de schemer viel, scheen plotseling vanuit zee een fel licht dat afkomstig was van een Spaans oorlogsschip. Een paar seconden later volgde een enorme knal. Ternauwernood ontsnapte Brahim aan het Spaanse bombardement, maar zijn ezel overleefde de aanslag niet en lag in flarden verspreid over het land,' schrijft zijn dochter 55 jaar later in haar proefschrift.

In 1965 besloot Houssein de nare herinneringen aan het leger en de armoede in Marokko achter zich te laten en via Parijs naar Amsterdam te trekken, waar hij meteen een baan vond. Al na twee weken werd hij echter geveld door tuberculose. Daarna volgden verschillende baantjes in fabrieken en cateringservices en bijna evenveel conflicten met werkgevers, tot hij in 1971 voor langere tijd aan de slag kon als productiemedewerker. Brahim volgde hem in 1969, aanvankelijk zonder verblijfsvergunning, maar desondanks kon hij een zolderkamer van een Amsterdamse politieagent huren. Pas in 1976 bracht hij voor het eerst weer een bezoek aan Marokko, na het overlijden van zijn vader.

'Bij belangrijke gebeurtenissen, zoals een overlijden of een geboorte, worden de banden met het vaderland aangehaald,' vertelt Nadia Bouras in haar woonkamer in Amsterdam, naast de wieg waarin haar eigen pasgeboren dochtertje ligt te slapen.

'Veel migranten kwamen net als mijn vader en mijn oom van het platteland, maar vaak uit het Noorden van Marokko, een wat conservatiever gebied. Meestal hadden ze al vrouwen en kinderen, die ze achterlieten. Zij kwamen pas later, toen ze al complete gezinnen vormden, met puberkinderen. Dat bracht behoorlijk wat aanpassings- en huisvestingsproblemen met zich mee. Eenmaal in Nederland was er niet veel contact meer met Marokko. Vrouwen hadden hun gezin namelijk híer. Vrouwen uit de stad, die meestal een opleiding hadden gevolgd, kwamen juist vaak kinderloos naar Nederland, zoals mijn moeder vanuit Casablanca. Zij lazen meer Nederlandse kranten en boeken, ze waren immers geschoold, en daardoor konden ze gemakkelijker deelnemen aan de arbeidsmarkt en de maatschappij. Juist onder hen heerste meer heimwee, omdat ze bijna al hun familie in Marokko hadden zitten. Het is dus niet zo dat hoe minder verbonden je bent, hoe beter je integreert. Je ziet tegenwoordig bijvoorbeeld ook dat Amerikanen en Japanners in Nederland, behoorlijk geslaagde groepen in onze samenleving, een vrij sterke band met hun vaderland hebben. Zij hebben namelijk juist de financiële middelen om die banden te onderhouden.'

Ook tussen mannen en vrouwen onderling vond Bouras verschillen. Toen in de jaren tachtig veel fabrieken en mijnen sloten, verloren veel Marokkaanse mannen hun baan en daarmee hun status. Ook Nadia's oom Houssein belandde in de WW.

'Werkeloze mannen wilden best terug naar Marokko. Hun vrouwen stonden echter niet te springen om de mogelijkheden die Nederland bood in te ruilen voor de achtergestelde positie die ze in Marokko hadden gehad. Vrouwen kregen hier namelijk status, mannen verloren die juist. En nog een contrast: vrouwen namen steeds actiever deel aan de Nederlandse samenleving, gewoon door gesprekken op consultatiebureaus of aan de schoolpoort. Werkloze mannen, de gevallen helden, probeerden via hun eigen kringen weer op te krabbelen, door actief te worden voor de moskee of voor Marokkaanse organisaties. Door deze "Marokkaanse werelden" in Nederland, nemen de feitelijke banden met Marokko af.'

Overheden houden zich ook al sinds de komst van de eerste gastarbeiders bezig met de band met het land van herkomst. Vanuit Marokko gezien is dat logisch, zowel economisch als politiek. 'Emigranten kunnen geld opleveren, maar Marokko wilde ook voorkomen dat zij elders politieke bewegingen zouden oprichten die gericht waren tegen het regime van de Marokkaanse koning. Marokko riep daarom zelf Amicales in het leven, een organisatie die politieke activiteiten in Nederland probeerde te beperken, door Marokkanen hier te intimideren en in elkaar te slaan. Intussen presenteerde Amicales zich als hulpgroep, die zelfs zomerkampen organiseerde. Aangezien de Marokkaanse koning een bevriend staatshoofd was, was het voor Nederland een tijd lang not done om commentaar te geven. Amicales ontving hier zelfs subsidie. In de tweede helft van de jaren zeventig kwam daar wel een eind aan, na inmenging van Nederlandse politieke partijen en Marokkaanse tegenbewegingen. Tegenwoordig is Marokko nog altijd betrokken bij migranten in Nederland, maar "de lange arm van Rabat" waarmee Marokkanen hier gecontroleerd werden is veranderd in een uitgestoken hand.'

Ook vanuit Nederland werd de band met Marokko aanvankelijk aangemoedigd. In eerste instantie natuurlijk omdat gastarbeiders maar tijdelijk zouden blijven. Bouras: 'Ook toen daar geen sprake meer van was, zag Nederland het koesteren van de eigen cultuur als een springplank voor maatschappelijk succes. Marokkaans onderwijs en culturele activiteiten werden daarom sterk gesubsidieerd.' Maar gezinshereniging en de grote werkeloosheid in de jaren tachtig bleken een giftige cocktail te vormen voor integratie. Onder aanvoering van toenmalig VVD-leider Frits Bolkestein veranderde de publieke opinie in de jaren negentig dan ook radicaal.

'Het opleidingsniveau en de maatschappelijke posities van Marokkanen bleven namelijk achter. Immigranten moesten uit hun ivoren toren komen en Nederlands leren, Nederlands wórden. Plotseling werd alles wat er mis ging verklaard vanuit hun cultuur en religie. Juist die banden zouden hen achterlijk en onsuccesvol maken. Zelfkritiek klonk nergens, terwijl Nederland zélf dat cultuurgerichte beleid zo lang in stand hield. En niet de linkse kerk, zoals Geert Wilders graag roept, maar centrumrechts bepaalde dat beleid.'

De verharding in de Nederlandse visie op het immigrantenbeleid en op de banden met het land van herkomst zal er voorlopig blijven, vreest Bouras. 'Achterstand wordt gezien als een keuze, die samenhangt met het onderhouden van een band met Marokko. Door die banden te problematiseren hoeft de overheid zich niet verantwoordelijk te houden.'