Studentenleven
Column: Een trap na
Anne van de Wijdeven
woensdag 24 oktober 2012

De houtskooltekeningen in de traptoren van het Academiegebouw die rechtenstudent Victor de Stuers daar in 1865 op kalkte zijn er nog steeds. Hij was toen begin twintig, en dat is duidelijk te zien aan de tekeningen. Er wordt namelijk hard gefeest op de gradus academici, van de guitige dienders die een student achternazitten tot de wijdgerokte dame (die in 1865 overigens nog niet mocht studeren aan de universiteit; de enige conclusie die we kunnen trekken is dat dit een corpsslet zonder corps is).

Toen ik vorige week door deze traptoren liep, vroeg ik me af of mensen ook altijd meesmuilend tegen Victor hadden gezegd: 'Oh, je doet rechten! Wat leuk! En wat doe je volgend jaar?' Misschien vandaar de wandtekening, als artistieke middelvinger naar de ongelovige Thomassen.

Hartstikke leuk, rechten. Je ontmoet nog eens een prostituee, geeft je over aan wat burgerlijke ongehoorzaamheid, ondervindt politiebrutaliteit. Hoort erbij. Houdt het spannend. Als je alleen maar wil studeren om later werk te vinden ga je wel wat anders doen. Natuurkunde of zoiets. Rechten doe je voor de extra's, impliceert Victor.

Geesteswetenschappen is niet veel anders. Ik keek met lede ogen naar de muzen die vanaf Parnassus neerzagen op brallende Victor de Stuers terwijl ik me naar de locatie van mijn afstuderen begaf. Met rechten kan je in ieder geval nog advocaat worden. Met geesteswetenschappen word je werkloos. Of eerst docent, en daarna overspannen, en daarna alsnog werkloos. Maar er was niet veel wat ik daar nu nog aan kon doen; na jarenlang boeken over boeken lezen, essays schrijven over boeken over boeken, en artikelen lezen over essays over boeken over essays over boeken had ik nu een bul verdiend(?).

De accountancyboot was vijf jaar geleden al vertrokken, het majestueuze geneeskundeschip al ver daarvoor. Ik zat in de literatuursloep. De lekkende, overbevolkte literatuursloep. De haven was inmiddels al uit zicht, en als roeiriem kreeg ik van de universiteit wat vriendelijke woorden, een hand, en een informatiepakket.

Het was een interessant pakket. Naast mijn diploma (in drie talen, mocht ik ooit in Vaticaanstad solliciteren) en cijferlijst kreeg ik van de universiteit een drie-eenheid van paradoxale wanhoop: een gidsje dat me uitlegde dat er wel degelijk life after Humanities was (in het onderwijs, of bij MTV Brazil!), een bedelbriefje van het Leids Universitair Fonds, en een visitekaartjeshouder (leuk!) omdat, zoals iedereen welbekend is, in het onderwijs enorm veel met visitekaartjes wordt gewerkt.

De suggestie was dat je als geesteswetenschapper niet moest geloven wat er allemaal gezegd werd over je studie. Als literatuurwetenschapper loop je echt wel binnen! Mensen zullen hun visitekaartjes naar je werpen als tienermeisjes hun ondergoed tijdens een One Direction-concert. En als je dan op je gouden troon zit, moet je vooral niet vergeten wie je zover geholpen heeft als je alma mater handenwringend je paleis binnen komt schuifelen.

Inmiddels doe ik de lerarenopleiding, wat in de praktijk betekent dat ik part-time studeer, full-time werk, en no-time betaald krijg. Het onderwijs moet je passie zijn, maar we weten allemaal prima dat als je dan toch in die literatuursloep zit, je het beste een reddingsbootje bij je kan hebben. Voor het geval dat je toch niet de volgende Terry Eagleton bent. In de tussentijd hoef ik nog niet van het studentenleven af te kicken, want op een houtje bijten is inmiddels een definiërend onderdeel van mijn identiteit geworden. Logischerwijs wilde ik de universiteit bedanken, en gelukkig worden alle donaties op prijs gesteld door het LUF. Dat spreekt voor zich. Het zijn voor ons allemaal moeilijke tijden. Ik heb dus maar een visitekaartje opgestuurd. Voor in hun visitekaartjeshouder.