Studentenleven
Opinie: Stop de betutteling
Verplichte tussentijdse toetsmomenten, intensieve begeleiding, extra herkansingen; alles aan de universiteit moet het studenten makkelijker maken, schrijft Arnout le Clercq. Maar als je nu al niet gedwongen wordt volledig zelfstandig te opereren en verantwoordelijkheid te nemen, wanneer dan wel? 
maandag 1 oktober 2012

Op de rechtenfaculteit loopt op dit moment een pilot van het zogenoemde 'studieplan', waarbij tweede- en derdejaars studenten met de studieadviseur om de tafel gaan zitten en tezamen een plan uitstippelen voor het verdere verloop van de bachelor. Mocht er van dit plan worden afgeweken, dan kan de studieadviseur bij de desbetreffende student aan de bel trekken. Volgend jaar zal dit systeem universiteitsbreed worden ingevoerd.

Het plan stuitte op verzet uit de universiteitsraad. De maatregel wordt 'betuttelend' genoemd, en dat is het ook. Wat echter opvalt in de discussie is dat er vooral praktische en logistieke bezwaren worden geopperd, in de trend van: 'rijen voor de deur van de studiecoördinator' en 'het kost allemaal meer tijd voor de student en studieadviseur.'

Aan het belangrijkste bezwaar gaat men voorbij: het is onacademisch en bovendien onsierlijk voor een universiteit.

Het studieplan is een maatregel die zich aansluit in een lange rij regels en toevoegingen aan het universitaire leven, zoals bijvoorbeeld het verplicht stellen van tussentijdse toetsmomenten, die de student de hand reiken en het hem of haar makkelijker maken. Makkelijker om te herkansen, makkelijker om punten te halen, makkelijker om te studeren.

De vrijheid van de student, ooit kenmerkend voor het wetenschappelijk onderwijs ten opzichte van andere opleidingsniveaus, die zich uitdrukt in een grote eigen verantwoordelijkheid, vormt hierbij geen prioriteit meer. Dit verschil met bijvoorbeeld het meer praktijkgerichte hbo, waar de studentbegeleiding net als het aantal contacturen intensiever is, is een gemis voor het karakter van de academische opleiding. Want het is juist deze vrijheid die belangrijk is: niet alleen omdat deze potentieel leidt tot creativiteit, zelfontplooiing en een grote diversiteit bij zowel studenten, onderzoeksvelden als opleidingen, maar ook het kweken van verantwoordelijkheidsgevoel bij de student.

Als men nu niet gedwongen wordt volledig zelfstandig te opereren in het studeren en verantwoordelijkheid te nemen, wanneer dan wel? Het is begrijpelijk dat de klassieke rol van de universiteit als nachtwaker bij studenten niet meer valt te verantwoorden in het huidige politieke klimaat en dat er maatregelen nodig zijn om het rendement van de opleidingen te verhogen: een maatregel als het studieplan is echter te rigoureus, onnodig en verkeerd.

Het is een preventieve maatregel, wordt gezegd. Voorkomen is immers beter dan genezen. Voor de universiteit als 'opvoeder' is dit echter de verkeerde houding. Men laat toch ook niet angstvallig de kinderen thuis omdat ze anders bij het buitenspelen uit een boom vallen? En mocht het kind in kwestie dan een keer een ongelukkige afloop kennen na de nodige capriolen, leert het er tenminste nog van. Overbeschermende ouders produceren moederskindjes en dat is zeker op de universiteit onwenselijk. Betutteling werkt immers altijd twee kanten op. Wanneer het studieplan gemeengoed wordt, gaan studenten ook meer begeleiding eisen, zoals we nu ook zien bij deeltoetsen: de 'nieuwe generatie' is dikwijls zwaar verontwaardigd als er geen tussentijds toetsmoment wordt aangeboden, terwijl de wat meer gepokt en gemazelde vierde- en vijfdejaars studenten het liefst één centraal toetsmoment aan het eind van het semester hebben. Studenten wíllen straks betutteld worden en dat levert inferieure academici op.

Daarnaast zijn de verschillen tussen de faculteiten en opleidingen soms zo groot dat het universiteitsbreed invoeren van een studieplan rampzalig zal zijn voor sommige studies. Op de rechtenfaculteit waar nu de test loopt, staat bijvoorbeeld veel van het studieprogramma al vast en lijkt het studieplan aanvankelijk een kleine ingreep, een schets, die veel studenten ook voor zichzelf maken als ze voor keuzes worden gesteld.

Maar voor een opleiding als geschiedenis - waar men op de kerncurricula na nu nog vanaf het tweede jaar volledig vrij is in keuze - is het een puur horrorscenario. Die vrijheid bevordert de eerder genoemde creativiteit, zelfontplooiing en diversiteit en sluit nominaal afstuderen niet uit. Men kan zich specialiseren in de geschriften van Cicero, mode in Venetië tijdens de Renaissance, de natievorming van Duitsland of subculturen in Latijns-Amerikaanse dictaturen in de jaren zeventig en tachtig, om maar even wat te noemen.

Om een dergelijke keus te maken, is een breder referentiekader vereist dan wat men weet na het propedeusejaar. Men moet nog een beetje aftasten, een beetje rondneuzen in de eigen discipline alvorens echt een plan te trekken. Het vastleggen van dit alles in een studieplan doodt lust en nieuwsgierigheid bij nieuwe ontdekkingen en invalshoeken, omdat het nu eenmaal niet in het plaatje past.

Om een persoonlijk voorbeeld te geven: na mijn propedeuse geschiedenis ben ik begonnen aan Arabisch als tweede studie. Hierbij ben ik bijzonder hard op mijn bek gegaan en na acht weken gestopt, om vervolgens na een reeds verloren semester, zonder enige andere onderbouwing dan 'goh, lijkt me wel interessant', een vak te kiezen over de geschiedenis van Spanje. Dat heeft erin geresulteerd dat ik me nu in die hoek ga specialiseren en in januari voor een half jaar naar Salamanca vertrek om daar onderzoek te doen en mijn scriptie te schrijven.

Tussentijds ben ik overigens ook nog een bestuursfunctie van de studievereniging binnengerold en heb ik de jongensdroom van de journalistiek laten vervliegen voor andere ambities. De clou is dat werkelijk geen hond dat allemaal had kunnen voorspellen aan het eind van mijn eerste jaar: ikzelf niet, vrienden niet, ouders niet, maar ook zeker docenten en studieadviseurs niet.

Dus, wanneer men zich afsluit van nieuwe input en levenslessen via een vastgelegd pad als het studieplan, leert men uiteindelijk stukken minder. En dat kan toch niet de bedoeling zijn?

Wanneer de universiteit moet kiezen tussen de rol van betuttelend orgaan dat studenten dwingt zich te conformeren aan een maatregel waarbij ze een opleiding scheppen die meer wegheeft van de middelbare school of het hbo dan wenselijk is, of een rol waarin ze een streng doch rechtvaardig klimaat scheppen waar weliswaar mensen languit gaan maar ook weer opstaan en karakter kweken, dan lijkt mij de keuze niet heel moeilijk.

Arnout le Clercq is student geschiedenis

Iedereen een studieplan

Vanaf 2013 moeten tweede- en derdejaars bachelorstudenten een studieplan indienen. Vakken, tentamens en scripties worden daarin per semester of jaar in overleg met de studieadviseur worden door de student zelf vastgelegd in het plan. Ook de eventuele nevenactiviteiten kunnen worden genoteerd.

'Wij zien het als een handreiking aan studenten om hen zoveel mogelijk te helpen nominaal te studeren', zei vicerector Simone Buitendijk onlangs tijdens de universiteitsraad. Het college van bestuur schat dat studieadviseurs elk semester per student gemiddeld twintig minuten kwijt zijn met het opstellen van het plan.

Bij de faculteit Rechten waar al een pilot is gehouden, haalden studenten gemiddeld wat meer punten dan hun voorgangers zonder studieplan. Maar omdat er ook andere studiesuccesmaatregelen zijn ingevoerd, is precieze effect van het studieplan onduidelijk.

Toch wordt het plan volgend jaar universiteitsbreed ingevoerd. Buitendijk: 'Het idee is dat je door preventie uiteindelijk een hoop extra werk bespaart.'