Achtergrond
Wijn, lippenstift, ? of toch bloed?
In een nagebouwd huis in Den Haag proberen forensische rechercheurs een moord op te lossen. Leidse criminologen controleren hoe ze daarbij te werk gaan. ‘Soms denk je: waar zit ik nu naar te kijken?’
Vincent Bongers
woensdag 6 juni 2012
© Taco van der Eb

Wie zijn ogen een beetje samenknijpt, ziet een kleine woning ergens in een heel gewone volkswijk. Er staan tulpen in de tuin, een zwarte Kliko in het zicht. Een oer-Hollands tafereeltje.

Binnen zijn de muren zijn bedekt met kitscherig goud-rood behang. Er staat een stapel vuile afwas in de gootsteen en de salontafel is gevuld met lege flesjes bier. In de gang ligt een plasje rode vloeistof. Die afkomstig is van de enige en inmiddels overleden bewoner van de woning. Hij is door een misdrijf om het leven gekomen en afgevoerd.

‘We wilden eerst een scenario met een maagbloeding’, zegt Gabry Vanderveen, universitair docent criminologie, die naast de verdacht uitziende plek staat. ‘Maar daar komt heel veel bloed bij vrij, met bubbels en al.’

‘En dat steeds schoonmaken en opnieuw aanbrengen, dat wordt natuurlijk niets’, vult Jaitske Roosma aan. Zij is onderzoeker van het Leidse instituut voor Strafrecht & Criminologie.

Forensische rechercheurs uit heel het land is gevraagd om de door de Leidenaren geconstrueerde plaats delict (pd) in het nephuis, gebouwd in het CSI Lab van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in Den Haag, te onderzoeken. Het CSI the Hague project loopt al bijna drie jaar en is gericht op het forensisch onderzoek van de toekomst. Het wordt gefinancierd door de gemeente Den Haag, diverse ministeries en een groot aantal bedrijven.

Onderzoek naar het lijk blijft in het Leidse scenario achterwege. ‘Dat kost veel te veel tijd.’ Dummy Henk ligt dan ook werkloos in de badkamer, een deel van het huis dat nu even geen deel uitmaakt van de crime scene. ‘We moeten niet te veel sporen hebben. We hebben een dag per koppel rechercheurs. Die krijgen allen dezelfde pd om te onderzoeken.’

De criminologen zijn vooral geïnteresseerd in de rol van beeld in de strafrechtketen. ‘We doen onder andere onderzoek naar hoe de rechercheurs de pd fotograferen,’ zegt Vanderveen. ‘Je moet bijvoorbeeld foto’s loodrecht op de sporen maken, anders krijg je vertekening. We letten ook op de manier waarop ze de flitser gebruiken, dat heeft grote invloed op hoe het spoor op de foto komt te staan. Bij verkeerd flitsgebruik zie je op de foto niet meer of iets lippenstift, wijn of bloed is.’

Ook de hoeveelheid foto’s is van belang. ‘Sommige maken er iets van zestig, anderen wel honderden’, zegt Roosma. ‘Stoppen ze die vervolgens in een aparte fotomap? Sommigen voegen de foto’s toe aan het proces verbaal, in een Word-bestand.’

Maar ze wil ook weten welke foto’s de rechercheurs selecteren voor de officier van justitie. En of de werkwijze per korps verschilt en of dat effect heeft op de rechtsgang. ‘Rechters moeten zich bewust worden van al deze verschillen en de mogelijke effecten van beelden. Je kijkt minder kritisch naar visueel materiaal wanneer je er alleen van uitgaat dat foto’s en andere visuele hulpmiddelen een op een de werkelijkheid vertonen.

Vanderveen: ‘Dat geldt ook voor het Openbaar Ministerie. Besluit de officier eerder tot vervolging als de foto van de plaats delict gruwelijk is? Dat weten we dus niet. Je kunt als fotograaf letsel en bloedsporen erger of juist minder erg over laten komen op beeld. Officieren krijgen soms kopieën van kopieën van kopieën. Dan denk je echt: waar zit ik nu naar te kijken?’ Roosma: ‘In zwart-wit, ook dat nog.’

Vanderveen: ‘Het zijn heel basale vragen die we stellen, maar dit soort onderzoek is nog nooit eerder gedaan - ook niet in het buitenland. Het is heel opwindend. We krijgen veel steun van de politie, de politieacademie, het NFI en patholoog anatomen. Het leeft echt in dit wereldje.’

De onderzoekers wandelen over de straat van plastic bedrukt met stenen en putdekselmotief, en gaan naar de woningen aan de overkant. Daar bevindt zich achter een onschuldig ogende deur, compleet met huisnummer en brievenbus, het controlecentrum. Aan de muur hangen monitors, waar alle kamers van de pd op zijn te zien. Ook is alles te horen wat binnen en buiten de woning wordt gezegd.

Achter hun computers volgen de onderzoekers intensief de verrichtingen van twee rechercheurs die beginnen met hun analyse. Met een joystick zoomen ze in op details. Een etiket van een bierflesje vult het scherm.

‘Er liggen Palm-kroonkurken naast Grolsch-flesjes’, zegt Vanderveen. ‘Toen iemand van de politieacademie hier langskwam, viel hem dat meteen op. Net als de verschillende maten kleding in de kast van het slachtoffer.’ De sigaretten, bierflesjes en lege pizzadozen in het huis komen overigens van studenten.

Een van de twee rechercheurs pakt zijn zaklamp en houdt deze parallel aan de vloer. De lichtstraal tast de grond af. Roosma: ‘Scheerlicht noemen ze dat. Kleine sporen vallen dan sneller op.’ De rechercheur ontdekt een haar. ‘Hmm’, klink het in de controlekamer. ‘We hebben telkens dezelfde sporen achtergelaten. Maar die haar hoort daar niet bij.’

De overvolle asbak op tafel wordt minutieus onderzocht en de peuken die verdacht veel lijken op joints worden gescheiden van sigaretten. De onderzetters op de tafel zijn van spiegelglas. ‘Iedereen die ze ziet, denkt gelijk aan cokegebruik’, zegt Vanderveen. ‘Ik ook hoor.’

Masterstudent criminologie, Hester van Valburg, is druk bezig met het noteren van de relevante activiteiten van de rechercheurs bij de beelden. ‘Ze zijn in verschillende ruimtes en dat is echt lastig’, zegt ze als de twee rechercheurs elk een andere kamer voor hun rekening nemen. De opgenomen beelden, de gemaakte foto’s en de processen verbaal worden onderzocht. En als de rechercheurs klaar zijn, worden ze vrijwel meteen geïnterviewd.

Onderzoeksdeelnemer Bas Verbruggen, forensisch rechercheur bij het Korps Haaglanden, noemt het na afloop een ‘standaard pd’. Toch zijn er wel wat dingen anders dan in de praktijk.

‘Het maakt nog al uit of je op een pd komt voor een inbraak of op een locatie waar iemand van alle kanten kapot is gestoken. Je gaat niet met z’n tweeën naar een pd waar zwaar geweld is gepleegd. Daar loopt dan al gauw twintig man rond. Ik zeg nu heel veel dingen tegen mijn collega die zo vanzelfsprekend zijn dat ik ze normaal niet opnoem.’

Hij juicht het onderzoek van de criminologen toe. ‘Het is goed dat er heel systematisch wordt gekeken naar wat wij doen. Het is ook interessant om te weten hoe anderen het aanpakken.’

Vanderveen: ‘Wij schrijven een rapport voor het onderzoeksprogramma Politie & Wetenschap, een zelfstandig onderdeel van de politieacademie. Het is de bedoeling dat er aanbevelingen uit voortvloeien.’

Voor rechters, advocaten en officieren van justitie is het belangrijk om meer te weten over de productie van foto’s op de pd maar ook over beelden in het algemeen, al dan niet bewegend. ‘De visuele technieken worden steeds beter’, zegt Roosma. ‘In de Nederlandse rechtbank worden weinig kritische vragen gesteld over het gebruik van deze middelen.’

Vanderveen ‘Het proces is nu nog heel schriftelijk van karakter, maar dat staat onder druk. Visuele geletterdheid van rechters wordt steeds belangrijker. De aanname dat de camera nooit liegt, klopt niet. Neem de beelden van beveiligingscamera’s. Wat er in het kader gebeurt, is vaak al onduidelijk. Maar je ziet niet wat er buiten beeld gebeurt. Dat is wel belangrijk. Ook wat er voor en na de vertoonde beelden gebeurt, weet je niet. Professionals moeten daar rekening mee houden.’