Columns & opinie
Column: Dageraad in Arnemuiden
woensdag 9 mei 2012

Arnemuiden. Een pittoresk dorpje in Zeeland, waar ik in de lokale snackbar een patatje ging halen, niet verwachtende dat ik daar tot diep in de nacht met een groep dronken neonazis aan het bier zou zitten.

Ik moest er weer aan denken toen, daags na dodenherdenking en bevrijdingsdag, in Griekenland de neonazipartij Gouden Dageraad niet minder dan 21 zetels in het parlement won.

Samen met een paar dispuutsgenoten liep ik door Arnemuiden, op zoek naar iets te eten. We vonden een snackbar. Een klassieke snackbar, met tl-licht, plastic stoeltjes, grote reclameborden voor vlammetjes en mexicano’s, een tap, en, half verstopt in een hoekje, een Photo Play-machine. Ik had nog nooit eerder een snackbar gezien met zo prominent een tap in beeld, maar het verklaarde wel de groep jongeren die verveeld aan de bar hing. Dat ze zonder uitzondering kaal waren viel mij nog niet op. Bovendien had ik mezelf ook een paar weken geleden kaalgeschoren, wegens een mislukt kapselexperiment.

We waren op dat moment met ons dispuut op kamp. Ik was bestuur, met als officiële functie ‘hoofd KGB’. Naast mij zat een mede-bestuursgenoot, de komessaris kapitaal, zijn raspatatje weg te werken. Uit pure ellende - in Arnemuiden is werkelijk niets te beleven - had onze preses, met als officiële titel ‘grote dictator’, plaatsgenomen achter het Photo Play-apparaat.

Ik was al ruim een minuut aan het overwegen of ik mijn laatste patatje met of zonder mayo ging eten. Mijn komessaris kapitaal bestelde nog een kroket. De grote dictator had een highscore neergezet. Zorgvuldig toetste ze als spelersnaam ‘SSR Leiden’ in.

De lokale jongeren hadden ondertussen besloten dat ze onze aanwezigheid in hun patat serverende kroeg nader moesten onderzoeken. De oudste van hen - hij zal wel een jaar of 34 zijn geweest - liep naar het Photo Play-apparaat, keek over de schouder van de grote dictator naar de highscores, draaide zich langzaam om en verklaarde: ‘Jongens, ze komen uit Leiden.’

Iedereen draaide zich om. Opeens realiseerde ik me dat onze snackbargenoten niet alleen kaal waren, maar ook bomberjacks en zwarte laarzen droegen. Het was een halve seconde doodstil. Wat volgde, was een van de grootste ‘what the fuck’-momenten van mijn leven. ‘Jongens’, riep de kale dolenthousiast, ‘in Leiden hebben ze ook een afdeling van de SS!’

Luid joelend kwam de bar tot leven. Onze grote dictator keek naar de uitgestrekte rechterhanden, vervolgens naar de enorme hamer en sikkel op haar eigen T-shirt, en trok wit weg.

De komessaris kapitaal verslikte zich bijna in een stukje kroket, boog voorover en fluisterde, zo luid dat de barman ons verbaasd aankeek: ‘Dude! Neonazi’s! Dit is zo vet!’

‘Kaalkoppies!’ riep de alfa-neonazi terwijl hij ons bier in de handen drukte. ‘Jullie horen erbij! Welkom bij de jeugdstorm Arnemuiden!’

Vijf uur later strompelden een behoorlijk aangeschoten komessaris kapitaal en ik weer terug naar ons huisje, niet helemaal verlost van onze communistische idealen, maar toch een paar inzichten rijker. Wie wist bijvoorbeeld dat neonazi’s tegenwoordig groot bewonderaar van joden zijn, omdat ‘die net als wij tegen de moslims zijn’. Met moslims bedoelden ze dan vooral Marokkanen uit Middelburg, waarmee ze in het weekend afspraken om te gaan vechten. Ja, er waren ook Marokkanen in Arnemuiden, maar ‘dat zijn onze Marokkanen, die tellen niet’.

Uren eerder hadden we de rest van ons dispuut al discreet zien afdruipen. Stelletje salonsocialisten.

Benjamin Sprecher

Promovendus bij het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden