Studentenleven
Column: zelfhaat
Anne van de Wijdeven
woensdag 25 april 2012

Toen ik net in Leiden studeerde vroegen twee Duitse toeristen me waar de V&D was. Ik was op weg naar college, zelf lichtelijk verdwaald, en had bovendien geen idee waar de V&D was. Weken later realiseerde ik me dat ik hen compleet de verkeerde kant op had gestuurd. Bij de gedachte dat ze uren door de regen hadden gedwaald kon ik een grijns niet onderdrukken; het was allemaal erg Wo ist der Bahnhof.

Er zijn dan ook weinig dingen zo vervelend als dagjesmensen die je lastigvallen terwijl je zelf wel wat nuttigs te doen hebt. Gelukkig schenken weinig dingen je zoveel voldoening als passief-agressieve maatregelen nemen tegen diezelfde dagjesmensen.

Nu zijn we soms de bedagjesmenste, en soms de dagjesmens. Dit weekend liep ik bijvoorbeeld door Londen en deed ik verwoede pogingen om dat gedeelte van mijn identiteit dat een baan zoekt in de Randstad, een scriptie moet schrijven, en nog een week afwas heeft staan te vergeten ten bate van het gedeelte dat misschien ooit wel een te dure flat in Zuid-Londen huurt en zich alleen indien strikt noodzakelijk in The City begeeft.

Ik was daar blijkbaar zo goed in dat ik me spontaan begon te ergeren aan de aanwezige toeristenpopulatie. Je kan het wijten aan Calvijn of aan Paars I, aan Henk en Ingrid of de legale prostitutie en wietproblematiek, maar hij schuilt in ons allemaal. De zelfhatende Nederlander in het buitenland.

Zodra we in de Parijse metro iemand het over een sak’re koer horen hebben, iemand due expresso’s horen bestellen of iemand luid horen oreren dat Santa Claus dus echt wel gebaseerd is op onze Sinterklaas krimpen we collectief ineen. Wat érg! Tenslotte zijn we zelf ster-ogige wereldburgers, idealistisch maar op de hoogte van wat er speelt op het wereldtoneel, nieuwsgierig en tolerant, bereid nieuwe dingen te proberen en respectvol naar andere talen en culturen toe.

De rest van Nederland niet. De rest van Nederland is bekrompen en eet in Shanghai bij de McDonald’s. De rest van Nederland praat gewoon harder als hun gebroken Engels niet wordt begrepen. Behalve wij! Wat zijn jij en ik globetrotters, lezer. Wat zijn inheemse bewoners blij om ons een biertje te mogen komen brengen of ons de weg te mogen wijzen.

In een Taiwanees dim sum restaurant in Soho bevond ik me toevalligerwijs aan een tafel naast een verzameling Nederlanders die wantrouwig in hun dumplings prikten met hun eetstokjes. Het tafereel getuigde van een zeldzaam Hollandse droefenis. In het Engels gnuifde ik met mijn tafelgenoten over zoveel tentoongespreide treurigheid, tot één der tafelgenoten zo enthousiast char siu bao tot zich trachtte te nemen dat één van haar eetstokjes spontaan in tweeën brak. Enkele van de aanwezige Londenaren staarden zwijgend naar onze tafel, maar wat nog veel erger was: de groep Nederlanders keek naar ons met de blik die ik zo goed kende. De blik die me volledig door de grond deed zakken van ironie. Het was de blik van de zelfhatende Nederlander in het buitenland. Ze zeiden niets, maar ik wist wat er door hen heen ging. Alsof afgesproken gnuifden we daarna niet meer over de tafel naast ons.

In de trein terug naar banenzoektocht, scriptie en afwas las ik in The Daily Telegraph dat ons aller minderheidskabinet gevallen was. Zo blijkt maar weer dat je uiteindelijk helemaal niet naar het buitenland hoeft om een zelfhatende Nederlander te zijn. Dat gaat in eigen land zo mogelijk nog makkelijker.

Anne van de Wijdeven

Masterstudent literatuurwetenschap