Studentenleven
Column: Bierblikkip
Petra Meijer
woensdag 1 februari 2012

‘Heb je wel eens Beer Can Chicken gegeten?’ Ik haalde mijn schouders op. ‘Het is eigenlijk gewoon een kip met een bierblik in zijn hol.’ We gingen naar buiten, waar hij het deksel van de barbecue tilde. ‘Sommige mensen denken dat je alleen zomers kan barbecueën. Hartstikke zonde, ik doe het elke week. Staat ook wel leuk op tafel, zo’n kippetje.’ Ik staarde naar het onthoofde stuk vlees. Uit zijn achterste stak inderdaad een blik Heineken. Het zag er oncomfortabel uit, de vleugeltjes hingen pathetisch naar beneden.

Ik leerde hen kennen bij natuurkunde.  Mijn vriendinnen zaten allen in een andere klas. Het angstzweet brak me dan ook uit toen onze docent – altijd gekleed in een paarse trui – verkondigde dat we ons essay in groepjes moesten schrijven. Toen voelde ik een pen in mijn rug prikken. ‘Heb jij al een groepje?’, vroegen de twee jongens achter me. Ik schudde mijn hoofd. ‘Mooi, dan mag je bij ons, jij schrijft het verslag.’ En zo geschiedde. We kregen een acht. Sindsdien waren we onafscheidelijk.

Deze avond zou legendarisch worden. We zouden herinneringen ophalen tot ons buik pijn deed van het lachen. Misschien. Hij gaf ons een rondleiding door zijn nieuwe huis. Drie van de vijf kamers waren leeg. ‘Wat moet ik met die ruimte?’

Aan de grote tafel wachtten we vijf kwartier op de kip. Hij zat op een barbecueforum waar ze tips en recepten uitwisselden. Ook wist hij wie van onze oude klasgenootjes inmiddels getrouwd was. Wij hadden het over het Disney-feest op onze vereniging, waar een halfnaakte Hercules Sneeuwwitje imiteerde in de hoop een zoen te krijgen van de prins, en waar mensen vieze dingen deden met de staf van Jafar. De grotemensenwereld leek ineens mijlenver weg.

Hij vertelde over zijn werk op het gemeentehuis in Hendrik-Ido-Ambacht. ‘Wat doe je daar?’, vroeg ik. ‘Niet veel.’ ‘Maar wat doe je daar als je wel wat doet?’ ‘Beleid maken, burgers te woord staan. Het blijft een stressvolle baan, want zodra je het publieke domein betreedt, word je geconfronteerd met je werk. We doen nu een nieuwe proef, waarbij we de vuilnisbakken uit het park verwijderen. Alleen de bakken bij de ingang laten we staan. Je begrijpt dat het ontzettend duur en onhandig is om steeds het park in te moeten rijden.’ Ik begreep het.

Vijf kwartier later was de kip - de smiecht - nog steeds roze, alsof hij ons wilde vertellen dat de avond niet voorbij ging. We aten vast alle aardappeltjes op en deden moeilijk over de sla. Ik houd niet van blauwe kaas, mijn vriend niet van peer. De kip werd toch nog gaar. Ik kromp ineen toen een scherpe schaar zijn borstkas verbrijzelde.

Na het eten speelden we de quiz Buzz op de Playstation. Hij koos de categorie actiefilms. Bij elke Die hard liepen onze scores verder uiteen, de symboliek ontging me niet. Ik koos ‘natuur en wetenschap’, maar het was al te laat. Na drie rondes vernedering was het elf uur en gingen we naar huis. ‘Het was gezellig. We moeten snel weer eens afspreken.’ Ik knikte instemmend.