Studentenleven
Warme broodjes en andere kerstgewoonten
woensdag 14 december 2011
© Door Silas Schletterer

Dat moment, wanneer de trein weer vertraging heeft, je onlangs gerepareerde fiets door de gemeente is meegenomen en je een half uur te laat komt voor je eerste tentamen, woedend aangekeken door de gehele inhoud van de zaal.

Beste mensheid, gelieve niet op maandagochtend voor de trein te springen op het traject Haarlem - Leiden.

Dat moment, wanneer je net bedacht hebt dat je vader in een fictief plot voor een kerstverhaal na een lang ziekbed op eerste kerstdag zou overlijden en tegelijkertijd de telefoon gaat.

Mamma wilde het kerstdiner altijd helemaal zelf maken. Pas wanneer alles op tafel gezet moest worden, was het raadzaam de keuken te betreden, zei het dat je te allen tijden rekening diende te houden met waarheen mamma zich voortbewoog. Vroeger als klein kind kwam ik eenmaal tot het briljante idee om van alles wat ze in de keuken neergezet had één hapje te nemen, ik wist niet beter. Sindsdien wel. Opa en oma kwamen ook altijd mee-eten op eerste kerstdag, tot twee jaar geleden. Oma kon toen al enkele jaren niet meer te voet naar ons huis komen, terwijl hun huis zich maar een halve straat verder dan dat van ons bevond. Maar zoals ik al zei, dat was tot twee jaar geleden. Nu is mijn oma alweer een tijdje als ontelbaar veel korreltjes as uitgestrooid over de heide ergens bij Utrecht. In de lente kleurt ze dan net zo paars als mamma’s haar. Opa komt natuurlijk nog wel, al gaat ook dat niet meer zo soepel als vroeger.

Mamma was vrij traditioneel met het kerstdiner. Vooraf aten we altijd versgebakken broodjes uit de oven, waarbij dan een rijkelijke keuze aan beleg voorhanden was. Het hoofdgerecht, daar was uiteraard wel enige variatie mogelijk, al bestond de basis uit twee soorten vlees en meestal een volle schaal risotto. Haar specialiteit was de gemengde salade met allerlei verschillende vruchten en een sausje volgens Sloveens recept. Slovenië was namelijk het land waar ze geboren was, waar haar moeder woonde, waar ze haar kookkunsten vandaan had en waar ze dit jaar op tweede kerstdag naartoe ging.

De eerste weken waren vrij eenzaam, zo alleen op mijn kamer. Niet dat ik per se mijn ouders miste, maar de bevangenheid van een nieuwe stad en nieuwe omgeving bracht toch een zekere eenzaamheid met zich mee. Toch werd Leiden al snel mijn stad, zoals ook Haarlem altijd mijn stad was geweest. De nauwe straatjes in het centrum, de grachten, de mooie antieke gebouwen, en daarmee contrasterend de bouwsteigers, de vrachtwagens en de scooters. Alles en iedereen kende zijn plekje, was deel van de stad. Was dat bij iemand niet het geval, dan kon je zo iemand er ook direct uitpikken. Schouders gebogen, hoofd omlaag, snelle pas en soms een schichtige blik omhoog. Nee, ook Leiden was mijn stad geworden. Op de fiets was ik het verkeer altijd de baas, althans, dat was het spel. Inzicht, oplettendheid maar toch ook een beetje lef, zo reed ik, vaak fluitend, dag in dag uit naar college en kamer, naar kamer en college. Hoe leger en eenzamer ik me voelde, hoe vrolijker en opener ik paradoxaal genoeg op straat naar mijn medemens was. Mensen zijn bang, ze zijn altijd bang geweest. Vroeger waren het de goden die de mensen angst inboezemden, later het regime, de overheersing. Nu ook dat grotendeels voorbij is, heeft men angst voor wat er níet is, juist omdat het er niet is, of beter, nog niet. Mensen durven elkaar op straat niet meer aan te kijken. Stiekem zijn we allemaal eenzaam, hoe diep weggestopt het ook is.

Vroeger gingen we altijd twee keer per jaar naar Slovenië. Het is voor mij onvoorstelbaar dat het merendeel van de mensen niet weet waar Slovenië ligt. Een mens is zo sterk georiënteerd vanuit zijn eigen beleving, vanuit zijn eigen jeugd en ervaringen. Mijn lerares Duits vroeg ooit of iemand wist wat er speciaal was aan de stad Oberhausen. Tuurlijk wist ik dat. Oberhausen is de eerste grote stad die je tegenkomt als je Duitsland binnenrijdt, vlak voor Arnhem staat het al op de borden. Terwijl ik dat zei, wist ik gelijk dat mijn antwoord buitengewoon vreemd was. Ik zag de docent gelijk verwonderd kijken. ‘Ja, dat klopt, maar dat is niet wat ik bedoelde.’ De jaarlijkse boekenmarkt, natuurlijk. Voor mij was Oberhausen de eerste grote stad die je tegenkomt als je Duitsland binnenrijdt. Daarna kwam Düsseldorf, dan Keulen, Frankfurt, enzovoorts. Mijn zus en ik kenden elk wegrestaurant bij naam en speeltuin. Elk wegrestaurant werd voorafgegaan door vijf aftelbordjes, variërend van vijf kilometer tot honderd meter voor de afslag. Eerder dan de ander zo’n bordje zien, dat was de uitdaging. Natuurlijk won mijn zus altijd, al dan niet met een goedbedoelde knipoog van mamma naar mij. Mijn zus heeft nooit goed tegen haar verlies gekund.

Nooit heb ik volledig begrepen waarom ik deda’s lievelingetje was. In het begin was ik te jong om überhaupt iets te begrijpen, laat staan te beseffen dat mijn opa niet deda heette, maar dat dat slechts het Sloveense woord voor opa was. Voor mij heette hij deda. Ook naarmate ik ouder werd heb ik voor mijn gevoel nooit iets bijzonders terug kunnen doen. De taal leren, dat zou goed geweest zijn, dan had ik het tenminste kunnen vragen. Al goed, ik kende enkele woordjes, genoeg om een ijsje te halen of om aan mijn oma het gewenste speelgoed te vragen. Ik liet het maar gewoon op me afkomen. Nu komt mijn opa niet maar thuis met de oude brommende Kever, nu word ik ’s ochtends niet meer wakker van een dreunende, op slechthorende mensen afgestelde televisie en nu hoef ik niet meer mamma wakker te maken omdat deda wil kaarten. Toch gaan we nog jaarlijks naar Slovenië voor mijn oma babi en voor de rest van mijn familie, waaronder mijn peetouders. Zouden mijn ouders voor mijn achttiende verjaardag gestorven zijn, dan had ik moeten emigreren, stel je voor. Nu ben ik gelukkig volgens de wet al volwassen. We worden allemaal ouder, maar toch nieuwer. De straten in Sloveense dorpen worden nieuwer, geasfalteerder, maar de mensen worden ouder. Ik heb altijd een fascinatie gehad voor begraafplaatsen, met name voor de grafstenen. ‘Hier rust’ gevolgd door een flinke lijst familieleden. Het ene graf ligt er nog dooier bij dan het andere, om het even bot te zeggen. Maar deda niet, deda heeft een mooie bloementuin, net als babi thuis, maar dan zonder de groenten en met de kaarsjes. Ook de nachten in Slovenië zijn volledig van deda. Mamma zei altijd dat deda een grote witte wolk is, maar dat is niet zo. Deda is een ster, een grote felle ster. ’s Nachts op het balkon, wanneer de krekels op stap zijn en een hond zo nu en dan troosteloos in de rondte blaft, dan is de hemel vol kleine witte vlekjes. Geloof me, die in Slovenië zijn mooier dan in Nederland. Ook in de auto waren altijd sterren. Als het donker was en mijn zus en ik met onze benen in en over elkaar kropen om te kunnen slapen op de achterbank, dan suisden de sterren altijd razendsnel voorbij. Toch bleven ze altijd op dezelfde plaats, ze stonden daar maar te schitteren aan de donkere Duitse hemel.

Deda was niet in Leiden, althans niet in mijn kamer. Het nauwe straatje tegenover die hoge gebouwen was te smal om bij nacht naar de sterren te kunnen kijken. Leiden was echter nooit stil, zeker niet in het weekend. Alleen ’s ochtends wanneer de oorverdovende stilte door de wekker heen je oren bereikt, dan was het stil, dan was alles stil. Helaas duurt zo’n moment maar een halve seconde. Dan volgen altijd de dertig lichtelijk gehaaste minuten die me toestaan een warme trui aan te trekken en een broodje te eten. Het zijn de allerkleinste dingen die de eenzaamheid het grootst maken. Het kastje of de voordeur dat net een ander geluid maakt bij sluiting. De geur bij de eerste stap die je buiten zet. Je kan iets nog zo uitvoerig beschrijven, het zijn altijd de distinctieve kenmerken die het ‘o ja’-moment veroorzaken.

Kerst viel dit jaar vroeger dan normaal. De eerste borrel was al halverwege december en nog geen halve week later stond er een boom in de kamer. Een kleintje dit jaar, mamma zag al het werk niet zitten, zo vlak voor de vakantie. Vakantie betekende autorijden, en autorijden betekende stress. Afgelopen zomer in Juni had ik mijn rijbewijs weten te bemachtigen en mocht ik voor het eerst een stuk rijden, ergens in Oostenrijk. Mamma zat zwetend en trillend op de achterbank. Ik probeerde me er niets van aan te trekken, pappa wist zich geen geschikte houding aan te nemen. Natuurlijk gebeurde er niets, natuurlijk stopte ik na een uur al uit pure frustratie. Het meest bijzondere aan de reis was altijd onze hond. Onze hond hield van babi, want babi hield van vlees. Maar nog meer was hij gehecht aan de auto. Hij herkende het geluid van de deur op meer dan honderd meter afstand en weigerde soms simpelweg om mee te lopen van de auto vandaan, wanneer mijn vader daar achterbleef. De auto was zijn waarborg, het liefst zou hij er de hele dag onder liggen.

De warme broodjes, de rijst, de salade, het vlees, alles smaakte naar haast en stress. De hond bleef verward thuis. Zelfs pappa leek niet geheel op zijn gemak, al kan dat ook als oorzaak hebben gehad, dat dit het eerste kerstdiner was met de nieuwe vriendin van opa. Maar zij was niet oma, zij was meer de verzorgster, de koffiedame van de biljartclub.

In 1999 ontstond er in de Tauerntunnel in Oostenrijk een grote brand als gevolg van een kettingbotsing. De Tauerntunnel is 6401 meter lang. Mamma wilde lange tunnels altijd vermijden, maar dit jaar maakte het niet uit. Ze wilde gewoon de snelste weg naar haar moeder nemen. Mijn zus en ik waren thuis, de middag liep ten einde en de hond werd zenuwachtig van de honger. Tweede kerstdag was een illusie.

Dat moment, wanneer de telefoon gaat en een kalme stem zijn werk doet, je langzaam in elkaar stort en alleen maar kan denken aan de vrouw die jou negen maanden heeft gedragen zonder te weten wie je zou worden. De vrouw die ook de overige achttien jaar volledig heeft gewijd aan jouw welzijn.

De vrouw waar je tot op dat moment nog nooit zoveel liefde en dankbaarheid voor gevoeld hebt.

Google Earth heeft mij geleerd dat Rothenwand een dorpje is in Oostenrijk dat niet meer dan tien huizen telt. In de berm van de flauwe bocht die de snelweg bij dat dorpje maakt, staat sinds enkele dagen na die mistige namiddag een klein houten kruisje. Google Earth heeft mij ook verteld dat mamma het eind van de Tauerntunnel nog heeft mogen genieten.

Lieve mamma,

Elke avond sinds mijn aankomst is helder geweest. Elke avond heb ik op het balkon mijn Sloveens geoefend tegen jou en deda. Het gaat met de dag beter. Dit jaar heb ik het kerstdiner gemaakt. Niemand mocht me helpen, pappa niet, zus niet. Babi heeft me alleen geholpen met de oven, de broodjes waren bijna verbrand.

Door Luka van Schie