Wetenschap
Mendel-syndroom
woensdag 9 november 2011

Aan wetenschappelijke prestaties wordt tegenwoordig hard gemeten. Staan ze wel in tijdschriften die belangrijk genoeg zijn? Harken ze wel genoeg citaties binnen? De conclusies kunnen grote gevolgen hebben voor de carrière van een wetenschapper.

Vroeger was dat minder belangrijk in de wetenschap. De Oostenrijkse pater Gregor Mendel kon jarenlang met zijn erwtenplantjes tutten zonder hijgende bestuurders in zijn nek. Sterker nog: hij schreef zijn data wel op, maar zijn tijdsgenoten keken er niet naar om. Pas na zijn dood ontrukte de Nederlander Hugo de Vries Mendels werk aan de vergetelheid. Mendels portret siert nu vrijwel ieder biologieboek.

Voor citatietellende wetenschappers zijn dat soort onderzoeken lastig: hoe reken je met werk dat pas jaren later als belangrijk wordt erkend? In het vakblad Scientometrics gingen drie Leidse onderzoekers met die vraag aan de slag. Zij bestudeerden het werk van 1064 Spaanse wetenschappers, die in totaal bijna 25.000 artikelen hadden geschreven. Tussen de verschillende vakgebieden blijken best grote verschillen te zitten in het tempo waarin werk wordt opgepikt. Materiaalwetenschappers doen dat sneller dan onderzoekers van natuurlijke hulpbronnen, bijvoorbeeld. Maar langzaam op gang komen is nog geen Mendel-syndroom: wetenschappers die ‘normaal’ geciteerd worden, doen het ook op de langst bestudeerde termijn beter dan de slow starters.

Wel ontwikkelden de Leidenaars een maatstaf waarmee beleidsmakers kunnen bepalen welke wetenschappers even onder de loep moeten om te zien of niet stiekem toch kleine Mendels zijn.